Het Buitenlands Beleid van China: tussen assertiviteit en coöperatie

Silke
Cosijns

China: een assertieve of coöperatieve grootmacht?

Wanneer het in de media over China gaat, wordt vaak een angstaanjagend beeld van het Chinese buitenlands beleid opgehangen. Zo wordt dit beleid zowel op geopolitiek als economisch vlak vaak omschreven als assertief. Maar is dit echt wel zo en moeten we niet kritischer omgaan met Westerse media die China in een slecht daglicht wensen te plaatsen omwille van eigenbelang?

De rol van China in de Zuid-Chinese Zee

Op geopolitiek vlak wordt vaak verwezen naar de rol die China speelt in het conflict rond de Zuid-Chinese Zee. Als we de acties van China in dit conflict bekijken, zien we inderdaad dat China zich hier niet steeds van zijn beste kant laat zien. Zo kunnen we verschillende voorbeelden aanhalen die een agressieve houding van China in dit conflict aantonen, zoals het gebruik van dwang of geweld tegenover de andere partijen in het conflict, het vergroten van de Chinese militaire aanwezigheid, het plaatsen van olieblokken in de gedisputeerde gebieden, etc.

Uit onderzoek blijkt echter dat China hiernaast ook coöperatieve acties ondernomen heeft in het conflict rond de Zuid-Chinese Zee. Zo zien we namelijk dat China ook moeite doet om het conflict op een vreedzame manier op te lossen, door bijvoorbeeld onderhandelingen en gesprekken te voeren met de andere partijen, of door militaire en economische samenwerkingsverbanden met de betrokken partijen op te zetten.

Het assertieve beeld van China met betrekking tot bovenstaand conflict moet dus enigszins genuanceerd worden. Het aanhouden van verschillende incidenten waarin China betrokken is toont aan dat een oplossing voor het conflict zeker niet voor morgen zal zijn. Maar omdat China hiernaast ook manieren verkent om het conflict op een coöperatieve manier op te lossen, hoeft een regelrechte oorlog in de Zuid-Chinese Zee zeker geen noodzakelijkheid te zijn. China’s toekomstige economische ontwikkeling en globale rol hangen immers af van een vredevolle en stabiele omgeving.

De Chinese ontwikkelingshulp aan Afrika

Op economisch vlak wordt dan weer vaak de negatieve impact van de Chinese aanwezigheid in Afrika aangehaald. Zo wordt vaak beweerd dat China enkel geïnteresseerd is in grondstoffen, Afrika gebruikt voor de herstructurering van de Chinese industrie of als exportbestemming. Toch mogen we hierbij niet vergeten dat de Westerse ontwikkelingshulp in Afrika niet altijd beter is, en tonen cijfers rond bijvoorbeeld de Chinese import van Afrikaanse grondstoffen en de Chinese export naar Afrika aan dat deze kritiekpunten vaak enigszins opgeblazen worden.

Daarenboven wordt vaak gesteld dat China autoritaire Afrikaanse leiders steunt, schendingen van mensenrechten negeert, de Afrikaanse werkgelegenheid aantast en erbarmelijke werkomstandigheden oplegt aan de Afrikaanse bevolking.

Onderzoek in sommige Afrikaanse landen wijst echter op het tegendeel. Zo zou de gemiddelde Afrikaan volgens survey onderzoek eerder positief staan tegenover China, de goedkope Chinese producten Afrikanen helpen om zaken te openen en tonen cijfers uit Egypte en Ethiopië aan dat China wel degelijk werk voorziet voor de Afrikaanse bevolking. In Zambia zou China bovendien na kritiek op de arbeidsomstandigheden vakbonden toegelaten hebben.

Het verhaal van China in Afrika is dus helemaal niet zwart-wit en bevat vele tegenstrijdigheden. Dit kan ten eerste verklaard worden door het feit dat China geen relatie heeft met Afrika als geheel, maar met verschillende Afrikaanse landen. Hierdoor verschilt de aard en het effect van de Chinese ontwikkelingshulp van land tot land. Ten tweede moeten we hierbij wijzen op de verantwoordelijkheid van Afrikaanse landen zelf. Het is namelijk de taak van het leiderschap om ervoor te zorgen dat de relatie met China bijdraagt aan duurzame groei.

Bovendien is het nog vroeg om uitspraken te doen over het Chinese Afrikabeleid, aangezien China nog een relatieve nieuwkomer is op het continent, waardoor de Chinese relatie met Afrika nog door heel veel factoren beïnvloed kan worden.

Alleszins lijkt het veilig te stellen dat de Chinese ontwikkelingshulp niet enkel China, maar ook Afrika ten goede kan komen. Toch kunnen nog vele verbeteringen aangebracht worden en doet China verschillende zaken inderdaad ook uit eigenbelang. Hierbij moeten we ons echter de vraag stellen of het Westen wel zoveel beter is.

Conclusie

 In beide voorbeelden vinden we dus bewijs terug van een zowel assertief als coöperatief Chinees beleid. Hierdoor kunnen we stellen dat het Chinese buitenlands beleid waarschijnlijk ergens tussen beide invalshoeken in ligt. We lijken alleszins te mogen concluderen dat analyses die het Chinese beleid als destabiliserend en kwaadaardig omschrijven onvoldoende genuanceerd zijn, en misschien inderdaad als voornaamste doel het veiligstellen van de Westerse belangen hebben.

Download scriptie (1.62 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2015
Promotor(en)
PROF. DR. RIK COOLSAET