Terug van nooit weggeweest. Vandalisme, verdwijningen en zelfs een liedje van ons “cultureel erfgoed”, genaamd Leopold II (1835 – 1909), maken hem als het ware populairder dan in zijn eigen tijd. Monumenten en straatnamen representeren hoe we ons gemeenschappelijk verleden willen inzetten in de publieke ruimte. Dit versterkt uiteraard het beeld dat naar buiten wordt gedragen. Het gaat over de normen en waarden die we hoog in het vaandel dragen in naam van onze toekomstige generaties. Het is misschien dan juist in de controverse van deze statische figuur dat de collectieve bewustwording in leven wordt gehouden door dat beeld; dat de aanwezigheid ons net aanzet tot het uitbouwen van een kritisch en historisch kader; en dat het vandalisme in zekere zin een hedendaags kunstwerk vormt dat nooit af is.
Volgens zijn vader had hij het karakter van een kleine wolf en tyran. Zijn typische haakneus deed zijn moeder dan weer de uiterlijke vergelijking maken met die van een roofvogel. Als kroonprins smeedde hij al plannen om een groot deel van Zuid-Nederland in te lijven. De erfenis van zijn zus, Charlotte van België (keizerin van Mexico), zou Leopold voor een lange tijd steeds trachten te verkrijgen om zijn onderneming in de Congo Vrijstaat te vrijwaren. Na de dood van zijn enige formele zoon verwaterde de relatie met zijn vrouw Marie-Henriëtte van Oostenrijk. Tijdens haar rouwstoet overleefde hij maar nipt een aanslag op zijn leven. Tenslotte verwekte hij na haar dood op 65-jarige leeftijd twee buitenechtelijke zonen bij de zestienjarige (!) Blanche Delacroix (La baronesse Vaughan). De Britse koningin Victoria en de Duitse keizer Wilhelm I, beiden familie, stonden al even argwanend ten opzichte van deze tweede koning der Belgen als zijn eigen volk en contemporaine denkers.
Het bloedig neerslaan van de betogingen voor enkelvoudig stemrecht te Leuven (1902) ontblootte in eigen land maar een deel van de reactionaire sluier die over Midden-Afrika hing. Geliefd was hij zeker niet. Hij vond populariteit dan ook maar van ondergeschikt belang. Maar hoe kon hij dan zo een groot stuk van deze prachtige Afrikaanse taart bemachtigen?
“Een volk dat tevreden is met zijn land en zelf voor het kleinste conflict terug deinst heeft niet de kenmerken van een superieur ras.”
Leopold II, Koning der Belgen
Leopold II vond België een klein land met kleine mensen dat grondig verbeterd kon worden. Zelf geen overtuigend christen en met snobisme als wapen annexeerde hij wat zijn vader in meer dan vijftig pogingen niet kon behalen. Nadat hij naast de Fiji-eilanden, de Filipijnen, de Nieuwe-Hybriden en Sarawak (Maleisië) had gegrepen, eigende hij zich onder het mom van humane en filantropische bedoelingen de Congo als privé domein toe. Onder valse beloften, zoals het bestrijden van de Arabische slavernij tot de introductie van weldaden van de Westerse en katholieke beschaving op het Afrikaanse land, wist hij geniepig de Europeanen om de tuin te leiden.
“Ze grepen wat er te grijpen was, gedreven door hebzucht. Het was pure diefstal met geweld. Moord op grote schaal. Het werk van de machten der duisternis.”
Joseph Conrad, Heart of darkness, 1899
Om zijn aanspraak officieel kracht bij te zetten keek Leopold II naar verdragen van de Britten, Duitsers en Amerikanen. Net zoals die naties legitimeerde hij onder dwang van afpersing, geweld en listige trucs zijn koloniaal imperium. In zijn historische context was geen enkele koloniale macht echt “zachtaardig” menselijk ten opzichte van de plaatselijke bevolking om economische voorspoed in het thuisland te vrijwaren. Met het verdrag van de conferentie van Berlijn in 1885 werd Congo een waar dwangarbeiderskamp van twintig miljoen zielen. Met een huurlingenleger, 16.000 man sterk onder Belgische wapens, als kampbewakers kwamen dertien miljoen Congolezen om. Zo bemachtigde Leopold II de vierde plaats op de lijst van grootste massamoordenaars.
Door als eerste de opkomende bandenfabrikanten te voorzien van rubber was Leopold II bij zijn dood een van de rijkste mannen ter wereld. Hij investeerde vervolgens het kapitaal in zijn klein België. Hij stond voornamelijk in voor de verfraaiing van Antwerpen, Brussel en Oostende. Daar vindt men dan ook de meeste beeltenissen van hem terug. Net zoals wij nu beseffen wat hij betekende voor België als een Europese mogendheid, besefte hij zelf maar al te goed wat er afspeelde in Congo. Zo draagt Leopold II absoluut de morele eindverantwoordelijkheid. Bijna alle Westerse landen waren schuldig aan massamoorden. Laat het nu net dat zijn dat de basis legde voor het meest succesvolle project van de laatste 200 jaar: het kolonialisme.
Meestal heeft de controverse rond beelden in de openbare ruimte te maken met de onbekendheid van het publiek tot het kunstwerk en de relatie die het al dan niet aangaat met zijn omgeving. Binnen de discussie over de beelden van Leopold II zien we hier een aantal duidelijke verschuivingen. Hierdoor vormt het een aparte categorie die in dezelfde lijn valt met de beelden van bijvoorbeeld Cecil Rhodes, Cyriel Verschaeve, Francisco Franco, Robert E. Lee en andere ‘nationale/culturele helden’ uit de voorbije eeuwen.
Ten eerste kunnen we stellen dat deze beelden niet zoals de contemporaine kunstdisciplines in de publieke ruimte contact zoeken met de omgeving en zijn bewoners. Zij zijn eerder tot stand gekomen in functie van propaganda, verering en verheerlijking rond de cultus van een historische figuur. Ze ademen de economische en culturele verwezenlijkingen van Leopold II uit en representeren de Belgische monarchie in zijn geheel. Door de controversiële persona van Leopold II, de bijbehorende vraagstellingen en vandalisme eigent het oude sculptuur zich de kenmerken van hedendaagse kunst toe. Ten tweede verschuift de nadruk van de controverse van de onbekendheid naar de bekendheid van het publiek – het publiek maakt zelf ook deel uit van de omgeving waarin het beeld staat. Ten slotte kunnen we de omgeving zien als de burger die zijn publieke ruimte terug opeist waardoor een reflectie ontstaat op de eigen identiteit. Kunst kan hierin een heel prominente rol innemen.
Kunstenaars trachten de beelden te demonumentaliseren en de koloniale historie te demythologiseren door verschillende interpretaties en lagen toe te voegen aan zulke monumenten. Ze dragen bij aan de historische contextualisering van toekomstige generaties.