De oude Grieken in geweldloos verzet

Sarah
Van Pee

Het Oudgrieks als hulpmiddel op een kritiek moment in de geschiedenis

Het Oudgrieks is een dode taal. Met haar laatste sprekers, in de zachte overgangen, wandelingen en groeiprocessen van hun taalgebruik, stierf ze een langzame dood. Nu nog echter leeft ze voort in de harten, herinneringen, en vooral in de hoofden van enkelingen.



Her eternal summer shall not fade, nor lose possession of that fair she owes.

Het Oudgrieks leefde ook in Martin Luther Kings hoofd. Meer nog, hij toonde ons dat kennis van het Oudgrieks een hulpmiddel kan zijn in het leven buiten de schoolbanken of universiteitsaula's en dat de taal met beide benen in de klei van historische omwentelingen kan staan. Op de middelbare school, en ook nog tijdens zijn universitaire opleiding, leerde hij de taal, cultuur en grootse literaire werken der oude Grieken kennen. De kennis die hij daar opdeed gebruikte hij op een waardevolle manier om zijn ideeën over de werkelijkheid te vormen en vervolgens te staven en te illustreren, om zijn boodschap van geweldloos verzet beter over te brengen en om aldus de situatie in zijn eigen tijd te verbeteren.

De oude Grieken beïnvloedden Martin Luther King als man met visie en als redenaar. Laten we beginnen met zijn hoedanigheid van man met visie. Zeer bekend is Kings tactiek van geweldloos verzet en burgerlijke ongehoorzaamheid. Hij ging niet rechtstreeks en bloederig de strijd aan, maar op een vreedzame manier. Uit protest tegen de rassenscheiding op de bus in Montgomery bijvoorbeeld bleef de zwarte bevolking onder zijn leiding ostentatief en massaal weg uit de bussen, wandelden ze in weer en wind en organiseerden ze betaalbare taxi’s. Zijn inspiratie voor deze methode haalde King onder andere bij Antigone en Socrates.

Antigone verzette zich tegen het verbod op het begraven van haar broer dat door de koning uitgevaardigd was. Net als King ging ze openlijk en zonder geweld de strijd aan en aanvaardde ze haar straf – de doodstraf in haar geval – zonder morren. Antigone en King definieerden een onrechtvaardige wet op een sterk gelijkaardige manier. Een morele of goddelijke wet staat volgens hen boven een wet van een menselijk instituut. Feit is echter wel dat King nergens in zijn brieven of redevoeringen naar Antigone verwijst. Hij nam haar dus waarschijnlijk niet bewust tot voorbeeld, maar integreerde door zijn lectuur van de tragedie onbewust de waarden die Antigone uitdroeg en de houding die zij aannam in zijn visie.

Tot driemaal toe verwees Martin Luther King in zijn Letter From Birmingham Jail naar Socrates. Deze verdedigingsrede was gericht tegen acht priesters die van mening waren dat zijn campagne van confrontaties en betogingen onverstandig, ongelegen en illegaal was. Socrates en King hadden niet exact dezelfde ideeën over burgerlijke ongehoorzaamheid, maar hun visies vertonen toch overeenkomsten. Socrates zette reeds de eerste stapjes in de richting van burgerlijke ongehoorzaamheid. Bij hem stond gehoorzaamheid echter nog centraal, hoewel blinde gehoorzaamheid uit den boze was. Hij betrok de rede in het proces. Dit was een zeer belangrijke stap voorwaarts. Martin Luther King ging nog een stapje verder. Volgens hem is het de plicht van een rechtvaardig burger om tegen de wet in te gaan wanneer deze onrechtvaardig is.

Ook als redenaar zocht King zijn inspiratie in de Griekse oudheid. Hij gebruikte de Griekse taal als illustratie om zijn boodschap duidelijk te maken en haalde beroemde en wijze, oude Grieken aan als gezagsargument.

Hij gebruikte bijvoorbeeld de Oudgriekse woorden voor liefde vaak om uit te leggen wat men in het christendom met naastenliefde bedoelt. Dit motief, het thema van agape en eros,  komt zeer vaak terug in Martin Luther Kings preken. Beide woorden betekenen 'liefde' en worden in moderne talen zeer gemakkelijk met elkaar verward. Er is nochtans een belangrijk verschil in betekenis.

Wanneer men het heeft over eros doelt men op de poging van de ziel om voldoening te vinden in het eeuwige en ware. Deze eros is egocentrisch, het is een liefde die liefheeft om te krijgen. De liefde van God voor de mens waar het Nieuwe Testament over spreekt is echter van een andere soort. Het gaat om agape. Agape is in de eerste plaats de belangeloze en onvoorwaardelijke liefde van God voor de mens. Deze goddelijke liefde manifesteert zich ook in de harten van de christenen, in de naastenliefde.

King gebruikt agape en eros als begrippen om uit te leggen wat hij precies met naastenliefde bedoelde. Hij wilde duidelijk maken dat agape de soort liefde was waar Jezus op doelde wanneer hij zei: "Bemin uw vijanden." Hij zei niet: "Vind uw vijanden sympathiek." Wanneer men zijn naaste bemint, doet men dit niet omwille van diens kwaliteiten.

Martin Luther King wilde zijn publiek overtuigen dat christenen kennis hebben van een zeer bijzondere kracht die tot bovenmenselijk veel in staat is: agape. Dit was uiterst belangrijk voor hem, aangezien die liefde precies in het centrum stond van zijn geweldloze methode.  Het is duidelijk dat hij ondanks zijn grote kennis en hoge intelligentie toch niet in een academische ivoren toren leefde, maar integendeel met beide voeten op de grond stond. Hij leefde in het heden en probeerde dat heden beter te maken door zijn kennis over de oudheid.

Zoals eerder gezegd, gebruikte hij wijze oude Grieken ook als gezagsargument. Wanneer hij het had over de aanwezigheid van het kwaad in de wereld verwees hij bijvoorbeeld zeer vaak naar twee citaten van Plato en Ovidius. Verschillende malen herhaalde hij de zin: "There is something within all of us that causes us to cry out with Ovid the Latin poet, 'I see and approve the better things of life, but the evil things I do.' There is something within all of us that causes us to cry out with Plato that the personality is like a charioteer with two headstrong horses each wanting to go in different directions."

Hier gebruikte hij Plato en Ovidius om de stelling te illustreren dat de mens zich altijd al bewust geweest is van het conflict tussen het goede en het kwade in zichzelf. Twee millennia geleden, in de tijd van Plato en Ovidius, dacht men hier al over na. King gebruikte hen eveneens als gezagsargumenten. Ook deze beroemde en wijze mannen uit het verre, glorierijke verleden zagen die tweespalt in de mens al, dus ze is er ongetwijfeld. Deze oude Grieken hielpen hem om zijn hoofddoel als redenaar te bereiken, namelijk het overtuigen van zijn publiek.

Martin Luther King zocht dus inspiratie voor zijn visie bij de oude Grieken, gebruikte de Griekse taal om zijn boodschap van geweldloos verzet duidelijker te maken en verwees naar wijze oude Grieken als gezagsargumenten. Hij is er aldus het levende bewijs van dat kennis van het Oudgrieks ook buiten de schoolbanken haar nut heeft.

Bibliografie

Algemeen

 



1.         Boeken



Carson Clayborne e.a., Called to Serve, january 1929 - june 1951, The Papers of Martin Luther King, Jr.,VI (Berkeley, 1992), 1;



Carson Clayborne e.a., Rediscovering Precious Values, july 1951 – november 1955, The Papers of Martin Luther King, Jr.,VI (Berkeley, 1992), 2;



Carson Clayborne e.a., Birth of a New Age, december 1955 – december 1956, The Papers of Martin Luther King, Jr.,VI (Berkeley, 1997), 3;



Carson Clayborne e.a., Symbol of the Movement, january 1957 – december 1958, The Papers of Martin Luther King, Jr.,VI (Berkeley, 2000), 4;



Carson Clayborne e.a., Treshold of a New Decade, january 1959 – december 1969, The Papers of Martin Luther King, Jr., VI (Berkeley, 2005), 5;



Carson Clayborne e.a., Advocate of the Social Gospel, September 1948 – March 1963, The papers of Martin Luther King, Jr.,VI (Berkeley, 2007), 6

 

Hoofdstuk I: De Griekse taal als illustratie: Eros en Agape

 



1.         Boeken

 

D' Arcy Martin Cyril, The Mind and Heart of Love, Lion and Unicorn; A Study in Eros and Agape (London, 1945);



Keen Sam, The Passionate Life: Stages of Loving  (New York, 1983);



Nygren Anders, Agape and eros (Londen,  1953);



Tillich Paul, Systematic Theology (Digswell Place, 1968);

 

2.         Artikels in wetenschappelijke tijdschriften



Grant Colin, 'For the Love of God: Agape', The Journal of Religious Ethics, 24, 1966, 3-21;



Mikelson Thomas J.S., 'Cosmic Companionship: The Place of God in the Moral Reasoning of Martin Luther King, Jr.', The Journal of Religious Ethics, 18, 10;



Miller Keith D., 'Composing Martin Luther King, Jr.', Modern Language Association, 105, 1990, 70-82.

 

3.         Artikels in verzamelbundels

 

Kelsey George, 'The Christian Way in Race Relations, in William Stuart Nelson, The Christian Way in Race Relations (New York, 1948).

 

Hoofdstuk II. Burgerlijke ongehoorzaamheid: Antigone en Socrates als voorbeelden

 



1.         Boeken



Daube David, Civil Disobedience in Antiquity, (Edinburgh, 1972;



Schuyt C.J.M., Recht, orde en burgerlijke ongehoorzaamheid (Rotterdam, 1976);



Tillich Paul, Love, Power and Justice (New York ,  1960);



Vlastos Gregory, Socrates, Plato, and Their Tradition, Studies in Greek Philsosophy, 2 vols. (Princeton, 1995);



Westerman Pauline, Rechtsfilosofie, inleiding (Heerlen, 1998).

 



2.         Artikels in wetenschappelijke tijdschriften



Colaiaco James A., 'The American Dream Unfulfilled: Martin Luther King, Jr. and the "Letter from Birmingham Jail"', Phylon, 45, 1984, 1-18;



Johnson Curtis, 'Socrates on Obedience and Justice', The Western Political Quarterly, 43, 1990, 719-749;



Luben David, 'Difference Made Legal: the Court and Dr. King', Michigan Law Review, 87, 1989, 2152-2224;



Martin Rex, 'Civil Disobedience', Ethics, 80, 1970, 123-139;



Sorum Christina Elliott, 'The Family in Sophocles' Antigone and Electra', The Classical World, 75, 1982, 201-211.;



Sussman Lewis A., 'Similarities between Antigone and Martin Luther King, Jr.: "An Unjust Law is no Law at all", Classical Bulletin, 78, 2002, 43-66;



Tiefenbrun Susan, 'Semiotics and Martin Luther King's "Letter from Birmingham Jail"', Cardozo Studies in Law and Literature, 4, 1992, 255-287;



Tiefenbrun Susan, 'On Civil Disobedience, Jurisprudence, Feminism and the Law in the Antigones of Sophocles and Anouilh', Cardozo Studies in Law and Literature, 11, 1999, 35-51;



West William C., 'Socrates as a model of civil disobedience in the writings of Martin Luther King, Jr.', The Classical Bulletin, 76, 2000, 191-200;



Williams Preston N., 'An Analysis of the Conception of Love and its Influence on Justice in the Thought of Martin Luther King, Jr.', The Journal of Religious Ethics, 18, 1990, 15-31.

  

3.         Artikels in verzamelbundels

 



Brickhouse Thomas C.  – Smith Nicholas D, 'Socrates and Obedience to the law' in Rachana Kamtekar (ed.), Plato's Eutyphro, Apology, and Crito. Critical Essays (Oxford, 2005).

 

Hoofdstuk III: Plato en Ovidius over het goede en het kwade in de mens

 

 



1.         Boeken



Anagnostopoulos Georgios, A companion to Aristotle (Oxford, 2009);



Bergk Theodor, Griechische Literaturgeschichte, 4 vols. (Berlin, 1884), III;



Bett Richard, The Cambridge Companion to Ancient Scepticism (Cambridge, 2010);



Brumbauch Robert S., Plato for the Modern Age (Westport, 1979²);



Crombie I.M., An Examination of Plato's Doctrines. Plato on Man and Society, 2 vols (London, 1962), I;



De Vogel C.J., Rethinking Plato and Platonism (Leiden, 1986);



Sheen Fulton J., Peace of Soul (New York: Whittlesey House, 1949);



Rist J.M., Epicurus. An Introduction (Cambridge, 1977); J.M. Rost, The Stoics (Berkeley, 1978).

 

 



2.         Artikels in wetenschappelijke tijdschriften

 

Mc Adon Brad, 'Plato's Denunciation of Rhetoric in the "Phaedrus"', rhetoric Review, 23, 2004, 21-39;

 

 



Foley Helene, 'Medea's Divided Self', Classical Antiquity, 8, 1989, 61-84;



McGibbon D.D., 'The Fall of the Soul in Plato's Phaedrus', The Classical Quarterly, 14, 1964, 56-63;



Muller Gerhard, 'Interpolationen in der Medea des Euripides', Studi italiani di filologia classica, 25, 1951, 65-82;



Reeve M. D., 'Euripides, Medea 1021-1080', Classical Quarterly, 22 ,1972, 51-61;



Slaveva-Griffin Svetla, 'Of Gods, Philosophers, and Charioteers: Content and Form in Parmenides' Proem and Plato's "Phaedrus"', Transactions of the American Philological Association, 133,1974, 227-253;



Stanton G. R ., 'The End of Medea's Monologue: 1078-1080', Rheinisches Museum, 130, 1987, 97-106;



Stoeber Michael, 'Phaedrus of the "Phaedrus": The Impassioned Soul', Philosophy & Rhetoric, 25, 1992, 271-280;



Zwierlein O., 'Die Tragik in den Medea-Dramen', Literaturwissenschaftliches Jahrbuch, 19, 1978, 27-63.

 

3.         Artikels in verzamelbundels

 

Jachmann Günther, Binneninterpolation II, in Nachrichten aus der Altertumswissenschaft, Nachrichten von der Gesellschaft der Wissenschaften zu Göttingen. Philologisch-historische klasse, 1.10 (Göttingen, 1936), pp. 185-215.

  

4.            Commentaren

 

 P. Ovidius Naso. Metamorphosen. Buch 1-VII, erklärt von Moriz Haupt, 2 vols (Zürich, 1966), I;

 

 

Ovid's Metamorphoses books 6-10, Edited, with introduction and commentary by William S. Anderson (Oklahoma, 1972); P. Ovidius Naso, 'Metamorphosen' Buch VI-VII. Kommentar von Franz Bömer (Heidelberg, 1976);

Euripides. Medea, edited by Donald J. Mastronarde (Cambridge, 2002). 

 

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2010
Promotor(en)
Marc Huys