Een nieuw begin? Een studie van de remissieverlening tijdens de Blijde Intrede van aartshertogen Albrecht en Isabella (1599)

Inge
Van Bamis

 

Levende in groote miserie ende verdriet tsamen met zyne huyswyf ende kinderkens: hoe gratiebrieven ons iets meer kunnen vertellen over het dagelijkse leven in de Nieuwe Tijd


 

 


 

Bij de woorden ‘misdaadvervolging in de zestiende en zeventiende eeuw’ denken de meesten meteen aan wrede folterpraktijken, heksenverbrandingen of bloederige executies. Dit beeld bevat zeker een grond van waarheid, maar moet toch enigszins bijgesteld worden. Hoewel het rechtssysteem in de Nieuwe Tijd criminelen streng vervolgde, werden sommigen onder hen ook op een zachtere manier tot een beter leven aangemoedigd. Wanneer een misdadiger kon aantonen dat hij zijn misdrijf onder verzachtende omstandigheden had gepleegd, kwam hij in aanmerking voor een zogenaamde remissie- of gratiebrief. Dat document kon uitsluitend in naam van de heersende vorst worden toegekend en stelde de misdadiger in kwestie vrij van elke vervolging. Rekening houdend met de wrede straffen die ik hierboven heb aangehaald, is het niet verwonderlijk dat heel wat criminelen geprobeerd hebben om zo’n waardevolle remissiebrief in handen te krijgen. De eerste stap naar gratie was het indienen van een remissieverzoek bij de Geheime Raad, het orgaan dat in onze contreien tijdens de Nieuwe Tijd bevoegd was voor het verlenen van gratie. Hierin moest de boef zo gedetailleerd mogelijk beschrijven waarom en op welke manier hij een bepaald misdrijf had gepleegd. De Geheime Raad onderzocht vervolgens dit verzoek minutieus en als er ook maar de geringste aanwijzing bestond dat de misdadiger zijn verhaal had verzonnen, kon deze zijn remissiebrief wel vergeten. Wanneer de raadsleden er toch voor kozen om een remissiebrief te verlenen, bewaarden ze hiervan een kopie in hun archieven. Het zijn deze kopieën die het onderwerp vormden van mijn masterproef.


 

 


 

Heel wat bronnen uit de gerechtelijke wereld, zoals wetteksten of vonnissen, kunnen al snel saai overkomen. Gelukkig voor u en mij is dit voor de remissiebrief niet het geval. Omdat het verzoek tot gratie, met inbegrip van een gedetailleerd verslag van het verloop van de misdaad, volledig werd overgenomen in de eigenlijke remissiebrief, lijkt de tekst ervan eerder op een roman met een sappig en spannend verhaal. Als lezer voel je je haast als een vlieg op de muur die getuige is van een uit de hand gelopen ruzie tussen dronkenmannen in een herberg of van de plundertochten van rondtrekkende soldaten. Voor historici zijn deze remissiebrieven extra interessant omdat ze bol staan van de informatie over gewone mensen en hun dagelijkse beslommeringen in de Nieuwe Tijd. Over koningen en edellieden weten we inmiddels al genoeg, maar het leven van de gemiddelde timmerman of huisvrouw blijft toch vooral onbekend terrein. Remissiebrieven kunnen daarin, net omdat ze ons zoveel vertellen over Jan Modaal en zijn omgeving, verandering brengen.        


 

 


 

In mijn masterproef ging ik na hoe deze microgeschiedenis, daarmee bedoel ik het leven van de gewone mensen, in de remissiebrieven verbonden werd met de ‘grote gebeurtenissen’ van het einde van de zestiende eeuw. Wat kunnen de remissiebrieven ons vertellen over de oorlogen die in deze jaren werden uitgevochten met de Fransen en de Noordelijke Nederlanders? Het jaar 1599 markeerde verder de Blijde Intrede van aartshertogen Albrecht en Isabella als de nieuwe nationale vorsten van de Zuidelijke Nederlanden, een gebied dat ruwweg overeenkomt met het huidige België. Zijn er in de remissiebrieven sporen te vinden van het enthousiasme dat leefde bij de komst van deze vorsten of van de hoop dat zij weer vrede en welvaart zouden kunnen brengen? Komen de godsdienstspanningen tussen protestanten en katholieken aan bod in de brieven en, indien ja , welk effect hadden ze op de inwoners van de Zuidelijke Nederlanden? Om deze vragen te beantwoorden focuste ik me niet zozeer op het misdrijf in de remissiebrief maar wel op wat er tussen de regels werd verteld over de hachelijke periode waarin men toen leefde. Mijn doel was daarbij om een beter beeld te krijgen van de manier waarop de ‘gewone mensen’ deze spanningen, die eigen waren aan hun tijd, beleefden.


 

                       


 

Van de 160 remissiebrieven die ik voor mijn masterproef onder de loep heb genomen, werd er in een groot aantal daarvan verwezen naar de economische wantoestanden, de spanningen tussen katholieken en protestanten én de constante dreiging van rondtrekkende soldaten. Dat de bevolking zich van dit laatste zeer goed bewust was, wordt onder meer duidelijk in de remissiebrief van Anthoine Dubois. Als soldaat was hij lange tijd in dienst geweest van het Spaanse leger, het leger dat onze gebieden moest verdedigen. Na het afsluiten van de Vrede van Vervins, die in 1598 definitief een eind maakte aan de aanslepende oorlog met Frankrijk, was hij één van de vele soldaten die huiswaarts keerde. Omdat Anthoine en zijn legerkameraden al dagen niet gegeten of gedronken hadden, besloten ze om een nabijgelegen dorp te plunderen. De dorpelingen waren de soldaten echter te slim af, althans zo vertelt Anthoine het toch in zijn remissiebrief: ‘les paysans couroient par jardins, hayes et buisson avec lesdits commodités et vinres.’ De boeren liepen dus weg met al het eten zodat de soldaten het niet konden inpikken! Anthoine slaagde er echter in om een meisje, Marguerite genaamd, een melkkan te ontfutselen waarna hij het aan de stok kreeg met Marguerite’s vader. Er volgde een schermutseling en Anthoine bracht de man een steekwonde toe waaraan deze een aantal dagen later overleed. Anthoine diende vervolgens een remissieverzoek in dat door de Geheime Raad positief werd beoordeeld. Hoewel hij schuldig was aan doodslag speelde zijn lange staat van dienst als soldaat waarschijnlijk een belangrijke rol in zijn vrijspraak.


 

 


 

Omdat we moeilijk kunnen nagaan of misdadigers zoals Anthoine in hun remissiebrief de waarheid spraken of eerder zichzelf trachtten vrij te pleiten door leugens op te dissen, vinden heel wat historici dat deze brieven geen betrouwbare basis kunnen vormen voor historisch onderzoek. De job van een geschiedkundige is net om het echte verleden te reconstrueren en daar wringt het schoentje bij de remissiebrief aangezien we gewoonweg niet kunnen achterhalen of de inhoud ervan wel berust op waargebeurde feiten.


 

 


 

Toch zou het zonde zijn om de remissiebrief af te doen als een onbruikbare bron voor historici. Ik heb in mijn masterproef willen aantonen dat deze documenten zeker een plaatsje verdienen binnen het veld van de cultuurgeschiedenis. Meer dan andere bronnen leiden verhalen zoals die van Anthoine Dubois ons binnen in de wereld van de gemiddelde man en vrouw uit de Nieuwe Tijd.  Door vooral te focussen op de link tussen het leven van gewone mensen en de belangrijkste gebeurtenissen van hun tijd, ontliep ik het probleem van ‘ware of leugenachtige inhoud’ en kreeg ik een zeer goed beeld van de manier waarop de geschiedenis, zoals wij ze op de schoolbanken geleerd hebben, ook echt een invloed had op het leven van mensen zoals u en ik.


 

                                                                                                             

Bibliografie

 

Bibliografie


 

 


 

a. Archivalische bronnen


 

 


 

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Audiëntie, nr. 831: Lijst van de remissies naar aanleiding van de Blijde Intrede van Albrecht en Isabella in 1599-1600.


 

 


 

BRUSSEL, Algemeen Rijksarchief, Geheime Raad Spaanse Periode, nr. 909: remissiebrieven 1599.


 

 


 

GENT, Rijksarchief, Raad van Vlaanderen, nr. 7564: Sententies en appointementen interlocutoire, 1599-1600.


 

 


 

b. Archiefinventarissen


 

 


 

BUNTINX, J., Inventaris van het archief van de Raad van Vlaanderen, (Rijksarchief te Gent. Inventarissen. 38, 39,41,43,46,52,58,59,60), 9 dln., Brussel, 1964-1979.


 

 


 

DE BREYNE, E., Inventaire sommaire des archives du Conseil Privé sous le régime espagnol, d'après l'exemplaire annoté Salle de lecture A.G.R. Avec annexe: Inventaire des Papiers Roose et de Pape (Algemeen Rijksarchief. Toegangen in beperkte oplage. 101), Brussel, 1991.


 

 


 

DECEULAER, H., Inventaris van het kernarchief van de Audiëntie 1344-1744 (vln. 1515-1744) (Algemeen Rijksarchief Inventarissen. 425), Brussel, 2008.


 

 


 

c. Uitgegeven bronnen


 

 


 

DU FAING, G., ‘Voyage de l’archiduc Albert en Espagne en 1598’, L.P. GACHARD en C. PIOTred., Collection des voyages des souverains des Pays-Bas (Collection de chroniques belges inédites. Académie royale de Belgique. Commission royale d’histoire. 4), dl. 4, Brussel, 1882, 457-562.


 

Règne d’Albert et Isabelle : 1597 – 1621, V. BRANTS ed.,  (Recueil des ordonnances des Pays-Bas), 2 dln., Brussel, 1909 – 1912.


 

 


 

d. Gedrukte bronnen


 

 


 

BOCHIUS, J., D’OULTREMANNUS, H. en VRIENTIUS, M.A.,  Historica narratio profectionis et inaugurationis serenissimorum Belgii principum Alberti et Isabellae, Austriae archiducum et eorum (...) in Belgium adventus, rerumque gestarum (...) et spectaculorum (...) editorum accurata descriptio, Antverpiae : ex officina Plantiniana, apud Ioannem Moretum, 1602.


 

 


 

e. Secundaire literatuur


 

 


 

ALEXANDRE, P., Histoire du conseil privé dans les anciens Pays-Bas (Mémoires couronnés et autres mémoires publiés par l’Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique. Collection 8. 52,4), Brussel, 1894-1895.


 

 


 

ARNADE, P., Realms of Ritual, Burgundian Ceremony and City Life in medieval Ghent, Ithaca en Londen, 1996.


 

 


 

BERKVENS, A.M.J.A., '...Want remicteren es princelic'? Enkele opmerkingen over het remissierecht in het Overkwartier van Gelre ten tijde van de Aartshertogen’, M. OOSTERBOSCH e.a. red., Om daarmede vrijelijk te doen naer wil ende welgevallen: rechtshistorische opstellen aangeboden aan prof. mr. A.Fl. Gehlen (Werken uitgegeven door Limburgs geschied- en oudheidkundig genootschap. 16), Maastricht, 1998, 95-123.


 

 


 

BLOCH, M., Les Rois Thaumaturges : étude sur le caractère surnaturel attribué à la puissance royale particulièrement en France et en Angleterre (Publications de la Faculté des lettres de l’Université de Strasbourg. 19), Straatsburg, 1924.


 

 


 

BLOCKMANS, W. en DONCKERS E., ‘Self-Representation of Court and City in Flanders and Brabant in the Fifteenth and Early Sixteenth Centuries’, W. BLOCKMANS en A. JANSE red., Showing Status: Representation of Social Positions in the Late Middle Ages (Medieval texts and cultures of northern Europe. 2), Turnhout, 1999, 81-111.


 

 


 

BOONE, M., ‘“Want remitteren is princelijck.” Vorstelijk genaderecht en sociale realiteiten in de Bourgondische periode’, L. STOCKMAN en P. VANDERMEERSCH red., Liber Amicorum Achiel de Vos, Evergem, 1989, 53-59.


 

 


 

BRAUN, P., ‘La valeur documentaire des lettres de rémission’, La faute, la répression et le pardon (Actes du 107e congrès national des sociétés savantes. Section de philologie et d’histoire jusqu’à 1610. 107, 1), Parijs, 1984, 207-221. 


 

 


 

CARTER, C.H., ‘Belgian “Autonomy” under the Archdukes, 1598-1621’, The Journal of Modern History, 36 (1964), 245-259.


 

 


 

DE SCHEPPER H. en PARKER, G., ‘The Formation of Government Policy in the Catholic Netherlands under ‘the Archdukes’, 1596-1621’, The English Historical Review, 91 (1976), 241-254.


 

 


 

DE SCHEPPER H. en VROLIJK M., ‘Vrede en orde door gratie in Holland en Zeeland onder de Habsburgers en de Republiek, 1500-1650’, M. BRUGGEMAN e.a. red., Mensen van de nieuwe tijd : een liber amicorum voor A.Th. van Deursen, Amsterdam, 1996, 98-117.


 

 


 

DE SCHEPPER, H., ‘De Geheime Raad als hoogste rechtscollege in de Nederlanden (1504-1580)’, R. HUIJBRECHT red., Handelingen van het tweede Hof van Holland symposium gehouden op 14 november 1997 in de Trêveszaal te Den Haag (Nederland. Algemeen rijksarchief publikatiereeks. 7), Den Haag, 1998, 38-48.


 

 


 

DE SCHEPPER, H., ‘Het Gratierecht in het Bourgondische Nederland 1384-1633. Vorstelijk prerogatief en Machtsmiddel’, H. COPPENS en K. VAN HONACKER, Tien bijdragen over de staat, de regering en de ambtenaren van de 16de tot 18de eeuw (Standen en Landen, Bijzondere reeks 2), Brussel, 1995, 43-87.


 

 


 

DE SCHEPPER, H., ‘'Justitie door Gratie' krachtens vorstelijke wetgeving in de Nederlanden, 1400-1621’, E.J.M.F.C. BROERS en B.C.M. JACOBS red., Interactie tussen wetgever en rechter vóór de Trias Politica. Handelingen van het congres gehouden te Tilburg op 12 en 13 december, Den Haag, 2003, 109-129.


 

 


 

DE SCHEPPER, H., ‘Repressie of Clementie in de Nederlanden onder Karel V en Filips II’, B.C.M. JACOBS en E.C. COPPENS red., Een rijk gerecht : opstellen aangeboden aan prof. mr. P.L. Nève (Rechtshistorische reeks van het Gerard Noodt instituut. 41), Nijmegen, 341-364.


 

 


 

DE VILLERMONT, M.H., L’Infante Isabella, gouvernante des Pays-Bas, 2 dln., Tamines, 1912.


 

 


 

DUPONT-BOUCHAT, M.S. en NOËL, V., ‘ ‘Le crime pardonné’ Les lettres de rémission du Conseil Provincial de Namur au XVII siècle’, M.S. DUPONT-BOUCHAT en X. ROUSSEAUX red., Crimes, pouvoirs et sociétés (1400-1800) : anciens Pays-Bas et principauté de Liège (Standen en Landen. 104), Heule, 2001, 219-271.


 

 


 

DUPONT-BOUCHAT, M.S., ‘Le crime pardonné : la justice réparatrice sous l’Ancien Régime (XVIe -XVIIIe siècles)’, Criminologie, 32 (1999), 31-56.


 

 


 

ELIAS, H.J., Kerk en Staat in de Zuidelijke Nederlanden onder de Regeering der Aartshertogen Albrecht en Isabella (1598-1621), Antwerpen, 1931.


 

 


 

GAUVARD, C., «De Grace Especial»: Crime, État et Société en France à la fin du Moyen Âge, 2 dln., Parijs, 1992.


 

 


 

GÉNARD, P., ‘Redevoeringen en verwelkomingen der Stadspensionarissen van Antwerpen (1562-1618)’, Antwerpsch Archievenblad, 6 (1869), 260-384.


 

 


 

HOUDOY, J., Joyeuse entrée d’Albert et d’Isabelle : Lille au XVIe siècle (d’après des documents inédits), Rijsel, 1873.


 

 


 

KOOPMANS, J. en THOMAS, W. red., Propaganda en spektakel: vroegmoderne intochten en festiviteiten in de Nederlanden (Publicaties van de Vlaams-Nederlandse Vereniging voor Nieuwe Geschiedenis. 9), Maastricht, 2010.


 

 


 

LALIÈRE, F., ‘La lettre de rémission entre source directe et indirecte : instrument juridique de la centralisation de pouvoir et champ de la prospection pour l’historien du droit’, A. MUSIN, X. ROUSSEAUX, F. VESENTINI red., Violence, conciliation et répression : recherches sur l’histoire du crime, de l’Antiquité au XXIe siècle, Louvain-La-Neuve, 2008, 21-65. 


 

 


 

LECUPPRE-DESJARDIN, E., La ville des cérémonies. Essai sur la communication politique dans les anciens Pays-Bas bourguignons (Studies in European Urban History (1100-1800). 4), Turnhout, 2004.


 

 


 

LOUISE, TH., La joyeuse entrée d’Albert et d’Isabelle à Valenciennes (20 février 1600), Valencijn, 1877.


 

 


 

MARNEF, G., ‘‘Verleid en bedrogen’ : berouwvolle doopsgezinden in Brabantse remissiebrieven, 1543-1565’, Doopsgezinde bijdragen, 22 (1996), 69-77. 


 

 


 

MUCHEMBLED, R., La violence au village : sociabilité et comportements populaires en Artois du XVe au XVIIe siècle (Violence et société), Turnhout, 1989


 

 


 

MUSIN, A. en NASSIET, M., ‘Les récits de rémission dans la longue durée. Le cas de l’Anjou du XVe au XVIIIe siècle’, Revue d’Histoire Moderne & Contemporaine, 57 (2010), 51-70.


 

 


 

NASSIET, M., ‘Brittany and the French Monarchy in the Sixteenth Century: The Evidence of The Letters of Remission’, French History, 17 (2003), 425-439.


 

 


 

PARESYS, I., ‘Pardonner et punir aux marges du royaume de France sous Francois Ier’, J. HOAREAU-DODINAU, X. ROUSSEAUX en P. TEXIER red., Le Pardon (Université de Limoges. Cahiers de l’Institut d’anthropologie juridique. 3), Limoges, 1999, 419-424.


 

 


 

PARKER, G., Het Spaanse Leger in de Lage Landen, Haarlem, 1978.


 

 


 

PICEU, T., Over vrybuters en quaetdoeners: terreur op het Vlaamse platteland (eind 16e eeuw), Leuven, 2008.


 

 


 

PINEAU, M., ‘Les lettres de rémission lilloises (fin du XVe- début du XVIe siècle) : une source pour l’étude de la criminalité et des mentalités ?’, Revue du Nord, 55 (1973), 231-239.


 

 


 

POULLET, E., Histoire de la Joyeuse-Entrée de Brabant et de ses origines, Brussel, 1863


 

 


 

POULLET, E., Histoire du droit pénal dans l’ancien duché de Brabant, Brussel, 1867.


 

 


 

PREVENIER, W., ‘Vorstelijke genade in de praktijk. Remissiebrief voor Matthieu Cricke en diens mede-acteurs voor vermeende vrouwenroof in oktober 1476, slechts geïnterneerd na kritische verificatie door de raadsheren van het Parlement van Mechelen’, Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 176 (2010),  225-258.


 

 


 

PUT, E. en HARLINE C.E., Verloren schapen, schurftige herders : de helse dagen van bisschop Mathias Hovius 1542-1620, Leuven, 2002.


 

 


 

PUT, E., ‘Grote parade, klein garnizoen? De soevereiniteit van de Raad van Brabant in de 17de en 18de eeuw’, R. HUIJBRECHT red., Handelingen van het tweede Hof van Holland symposium gehouden op 14 november 1997 in de Trêveszaal te Den Haag (Nederland. Algemeen rijksarchief publikatiereeks. 7), Den Haag, 1998, 55-62.


 

 


 

 


 

ROUSSEAUX, X. en MERTENS DE WILMARS, É., ‘"Concurrence" du pardon et "politiques" de la répression dans les Pays-Bas espagnols au 16e siècle : autour de l'affaire Charlet, 1541’, J. HOAREAU-DODINAU, X. ROUSSEAUX en P. TEXIER red., Le Pardon (Université de Limoges. Cahiers de l’Institut d’anthropologie juridique. 3), Limoges, 1999, 385-417.


 

 


 

SCHRICKX, W., ‘Vincenzo Gonzaga en de Blijde Intrede van Aartshertog Albrecht volgens een Engels ooggetuige’, Album Willem Pée : de jubilaris aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag, Tongeren, 1973, 311-320.


 

 


 

SOEN, V., ‘De reconciliatie van ‘ketters’ in de zestiende-eeuwse Nederlanden (1520-1590)’, Trajecta, 14 (2005), 337-362.


 

 


 

SOEN, V., Geen pardon zonder paus! : studie over de complementariteit van het koninklijk en pauselijk generaal pardon (1570-1574) en over inquisiteur-generaal Michael Baius (1560-1576) (Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse academie van België voor wetenschappen en kunsten. Nr. 14), Brussel, 2007.


 

 


 

SOENEN, M., ‘Fêtes et cérémonies publiques à Bruxelles aux Temps Modernes’,  Bijdragen tot de Geschiedenis, 68 (1985), 47-102.


 

 


 

SOLY, H. 'Plechtige intochten in de steden van de Zuidelijke Nederlanden tijdens de overgang van de Middel­eeuwen naar Nieuwe Tijd: communicatie, propaganda, spektakel', Tijdschrift voor Geschiedenis, 97 (1984), 341-361.


 

 


 

SOLY, H., ‘Openbare feesten in Brabantse en Vlaamse steden, 16de-18de eeuw’, Het Openbaar Initiatief van de Gemeenten in België. Historische grondslagen (Ancien Régime), 65 (1984), 605-631.


 

 


 

TEXIER, P., ‘La Rémission au XIV siècle: significations et fonctions’, La faute, la répression et le pardon (Actes du 107e congrès national des sociétés savantes. Section de philologie et d’histoire jusqu’à 1610. 107, 1), Parijs, 1984, 207-221.


 

TEXIER, P., ‘Rémission et évolutions institutionnelles’, J. HOAREAU-DODINAU, X. ROUSSEAUX en P. TEXIER red., Le Pardon (Université de Limoges. Cahiers de l’Institut d’anthropologie juridique. 3), Limoges, 341-352.


 

 


 

THØFNER, M., ‘Domina & Princeps proprietaria. The Ideal of Sovereignty in the Joyous Entries of the Archduke Albert and the Infanta Isabella’, W. THOMAS en L. DUERLOO red., Albert & Isabella 1598-1621. Essays, Turnhout, 1998, 55-65.


 

 


 

THØFNER, M., A Common Art : Urban Ceremonials in Antwerp and Brussels during and after the Dutch Revolt, Zwolle, 2007.


 

 


 

THOMAS, W., ‘Andromeda Unbound. The Reign of Albert & Isabella in the Southern Netherlands, 1598-1621’, W. THOMAS en L. DUERLOO red., Albert & Isabella 1598-1621. Essays, Turnhout, 1998, 1-14.


 

 


 

VAN DE WALLE, L., ‘Inhuldiging der aertshertogen Albertus en Isabella, 5 september 1599’, Belgisch Museum voor de Nederduitsche Tael-en Letterkunde en de geschiedenis des vaderlands, 9 (1845), 5-22.


 

 


 

VAN DEN BROECK, L., ‘De Blijde Intrede van Albrecht en Isabella te Leuven, een ooggetuigenverslag’, Jaarboek van de Geschied- en oudheidkundige kring van Leuven en omgeving, 29 (1989), 29-46.


 

 


 

VAN DEN BROECK, L., ‘Het beeld van de vorst bij de Blijde Inkomst van Albrecht en Isabella in Antwerpen’, Bijdragen tot de Geschiedenis, 71 (1988), 123-139.


 

 


 

VAN DEN BROECK, L., Het beeld van de vorst in de Zuidelijke Nederlanden bij de Blijde Intrede van Albrecht en Isabella in Leuven en Antwerpen, ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, departement geschiedenis, 1987.


 

 


 

VAN DER AA, A.J., Geschiedkundige beschrijving van Breda en hare omstreken, Gorinchem, 1845.     


 

 


 

VAN WYHE, C., ‘The Infante Isabella and her Fransiscan Confesor Andrés de Soto’, The Sixteenth Century Journal, 35 (2004), 411-445.


 

 


 

VANHEMELRYCK, F., Ellendelingen voor galg en rad, Antwerpen, 1985.


 

 


 

VERDIER, R., ‘Note pour une étude anthropologique et historique du pardon’, J. HOAREAU-DODINAU, X. ROUSSEAUX en P. TEXIER red., Le Pardon (Université de Limoges. Cahiers de l’Institut d’anthropologie juridique. 3), Limoges, 1999, 17-22.


 

 


 

VROLIJK M., ‘Gratie als hoge rechtspraak. Het belang van het vorstelijk gratierecht in de vroegmoderne Nederlandse samenleving’, H. DE SCHEPPER en R. VERMEIR red., Hoge rechtspraak in de oude Nederlanden (Publicaties van de Vlaams-Nederlandse Vereniging voor Nieuwe Geschiedenis. 5), Maastricht, 2006, 79-99.


 

 


 

VROLIJK, M., ‘Les avis au prince des juges locaux sur les lettres de rémission dans les provinces de Flandre, Hollande et Zélande (1531-1567)’,J. HOAREAU-DODINAU, X. ROUSSEAUX en P. TEXIER red., Le Pardon (Université de Limoges. Cahiers de l’Institut d’anthropologie juridique. 3), Limoges, 1999, 373-384.


 

 


 

VROLIJK, M., ‘Verzoenen en beteren in de XVIde eeuw. De zaak Meulebeke versus de Goudsmet’, A. MUSIN, X. ROUSSEAUX, F. VESENTINI red., Violence, conciliation et répression : recherches sur l’histoire du crime, de l’Antiquité au XXIe siècle, 2008, Louvain-La-Neuve, 67-90


 

 


 

VROLIJK, M., Recht door Gratie. Gratie bij doodslagen en andere delicten in Vlaanderen, Holland en Zeeland (1531-1567), Amsterdam, 2004.


 

 


 

WROE, A., De Gek en zijn Geld: een veertiende-eeuwse kroniek, Amsterdam, 1995.


 

WYDOOGHE, B., « Ghevaren van levende lijf ter dood, tot groot leedtwezen en verdriet » : prospectie, potentieel en presentatie van Vlaamse en Brabantse remissiepapieren tijdens de lange zestiende eeuw (ca. 1500-ca. 1630), Ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, Vrije Universiteit Brussel, vakgroep geschiedenis, 1998.


 

 


 

ZEMON DAVIS, N., Fiction in the Archives. Pardon Tales and Their Tellers in Sixteenth-Century France, Stanford, 1987.


 

 



 

f. Websites


 

 


 

Composition et grâce princière en Brabant du XVe au XVIIe siècles (1404-1633) : description du projet de recherche, (http://rch2011.adre.ucl.ac.be/browse/list_fac/INCA/complete/10016677/fr).


 

 


 

Hof van Holland: remissies en pardonnen in het Nationaal Archief, (http://www.gahetna.nl/collectie/index/nt00355).


 

 


 

Holberg Prize interview with Natalie Zemon Davis, (http://www.holbergprisen.no/en/natalie-zemon-davis/interview.html).


 

 


 

 


 

 


 

 


 

 


 

 


 

 


 

 


 

 


 

 

Download scriptie (1.02 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2011