Inventariserend onderzoek naar psycho-educatief materiaal voor ADHD in het Nederlands taalgebied

Ines
Vanmarcke

ADHD: Hoe is het gesteld met het psycho-educatief materiaal op maat van de doelgroep?

Het is algemeen geweten dat Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) één van de meest voorkomende psychiatrische aandoeningen is bij kinderen (Engberink & Buitelaar, 2011). Exacte cijfers over de prevalentie van ADHD bij kinderen en jongeren in België zijn niet gekend (Bogaert, 2012). Wetenschappelijke studies met betrekking tot het onderwerp ADHD rapporteren dan ook verschillende prevalentiecijfers. Deze grote variabiliteit is te wijten aan de verschillende soorten classificatiesystemen en veranderende diagnostische criteria die gebruikt worden door de tijd heen (Robeva et al., 2004; Rowland et al., 2002). Hoewel de resultaten erg uiteen liggen, kunnen we stellen dat de geschatte prevalentie bij kinderen en jongeren in België drie tot vijf procent bedraagt (Van Manen, Beeres, Oud & Hassink-Franke, 2011). Hetzelfde fenomeen doet zich uiteraard voor wanneer we de prevalentiecijfers bij volwassenen gaan bekijken. Er is slechts weinig onderzoek gedaan naar het voorkomen van ADHD bij volwassenen. Volgens de eerste studie hiernaar kunnen we stellen dat 4,1% van de volwassen Belgische bevolking voldoet aan de criteria van de stoornis (De Ridder, Bruffaerts, Danckaerts, Bonnewyn & Demyttenaere, 2008). Hieruit kunnen we afleiden dat de stoornis regelmatig persisteert vanuit de kindertijd naar de volwassenheid.

Hoewel literatuur aangeeft dat diagnosestelling en kennis rond ADHD bij volwassenen nog vrij ongekend is, kunnen we toch opmerken dat de stoornis meer en meer herkend wordt in onze zorgverlening (Kooij, 2002). ADHD wordt dus niet langer gezien als een stoornis die enkel voorkomt bij kinderen of jongvolwassenen. Men geeft tegenwoordig aan dat ADHD een stoornis is waarbij het individu levenslang problemen ervaart met concentratie, impulsief en/of hyperactief gedrag (Kooij, 2002). Als we vanuit deze veronderstelling naar de ontwikkelingsstoornis kijken, is de rijzende aandacht naar onderzoek omtrent het onderwerp een logisch gevolg.

Daarnaast is deze diagnose ook erg controversieel. Hiervoor zijn tal van redenen. Het feit dat deze diagnose enkel gebaseerd is op een subjectieve interpretatie van karaktertrekken door de arts, de ouders en de leerkrachten, zorgt voor heel wat kritiek en bedenkingen (Bogaert, 2012). De ontwikkelingsstoornis wordt dus enkel gediagnosticeerd op basis van een anamnese en een heteroanamnese. Daarnaast kan bv. een intelligentietest of neuro-imaging als onderdeel van neuropsychologisch onderzoek geïncludeerd worden in het diagnostisch proces, maar deze bijkomende tests staan echter voornamelijk in functie van differentiaaldiagnose en kunnen enkel indicatie geven tot het stellen van de diagnose. We spreken hier over een klinische diagnose (Buitelaar, 2001). Daarnaast valt het feit dat de aandoening behandeld wordt met centrale stimulantia maatschappelijk te betwisten (Bogaert, 2012). Een andere reden tot controverse is dat deze stoornis ook kan worden gezien als een medische oplossing voor maatschappelijk falen van individuen waarvoor de verwachtingen vanuit de (vnl. Westerse) maatschappij te hoog liggen (Breggin, 2001). Er zijn dus heel wat wetenschappelijke discussies en publieke debatten aan de gang omtrent de validiteit van de stoornis (Buitelaar, 2001) . We kunnen echter wel met alle zekerheid stellen dat er mensen zijn in onze maatschappij die een cluster van problemen ondervinden die beschreven staan onder de term ADHD. ADHD is geen statisch begrip. Het uit zich bij iedereen anders en er zijn verschillende ‘ernstgradaties’ van de stoornis. Er is dan ook een nieuwe kijk op ADHD waarbij we de stoornis eerder zien als een dynamisch proces dan binnen een categoriale afgrenzing van normaal versus pathologisch gedrag (van Ittersum, 2008).

Bij het lezen van ettelijke wetenschappelijke artikels, studies of vakbladen wordt het gauw duidelijk dat er voor deze stoornis heel wat behandelmethoden bestaan. Toch is het zo dat er momenteel slechts drie behandelmethoden evidence-based zijn: farmacotherapie, psycho-educatie en gedragstherapie (Jensen et al, 2005). Hoewel er over farmaco- en gedragstherapie erg veel te schrijven valt, spitsen we ons in deze bachelorproef toe op het luik ‘psycho-educatie’. We gaan na wat er momenteel aan psycho-educatie per doelgroep voorhanden is. Dit zullen we achterhalen via literatuuronderzoek. Het uiteindelijke doel is om een overzicht te bieden van het beschikbare materiaal en een hypothese te stellen over wat er in de toekomst nog nodig is.

De concrete opbouw van deze bachelorproef gaat als volgt:

Na de uiteenzetting van de begrippen ADHD en psycho-educatie en de toelichting van de rol die psycho-educatie inneemt –en het belang hiervan- bij de verschillende leeftijdsgroepen, volgt een weergave van de onderzoeksvragen en het onderzoeksdoel. In de hierop volgende literatuurstudie wordt onderzocht welk materiaal voor psycho-educatie momenteel voorhanden is. Vervolgens worden de resultaten van het onderzoek weergegeven waarbij we zicht krijgen op het beschikbare materiaal, en wordt in het onderdeel ‘discussie’ een overzicht gegeven van de beperkingen van dit onderzoek. Afsluitend volgt er een algemene conclusie en een bijhorende bijlage die een vijftigtal uitgaven inventariseert.

Als we de resultaten van dit onderzoek bekijken zien we dat er heel wat psycho-educatief materiaal bestaat binnen het Nederlands taalgebied. Of de hoeveelheid aan psycho-educatief materiaal voldoende is voor de doelgroep, is voor ons nog niet duidelijk. Of er voldoende verscheidenheid is aan materiaal, is evenmin duidelijk. Met dit onderzoek wilden we nagaan wat er tot nu toe bestaat aan psycho-educatieve materialen binnen de Nederlandstalige educatieve uitgeverijen en organisaties. De resultaten van dit onderzoek leveren een eerste bijdrage aan het in kaart brengen van de situatie. Een generalisering van de bekomen resultaten is momenteel nog onmogelijk. Het vooropgestelde doel ‘genereren van kennis omtrent de situatie’, daar kunnen we wel een antwoord op formuleren. Daarbij is het ook aangewezen om verder onderzoek te verrichten omtrent dit onderwerp indien men een compleet, adequaat beeld vormen van de situatie. Daarnaast is ook nog vervolgonderzoek nodig naar de afstemming van het materiaal dat voorhanden is en de noden van de doelgroep. Dit laatste kan perfect getoetst worden aan de hand van surveys, vragenlijsten of interviews. 

 

Bibliografie

   Literatuur

Adler, L.A. et al. (2007). ‘Functional outcomes in the treatment of adults with ADHD’. Journal of Attention Disorders, 11(6):720-727.

American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders. 4the revised edition (DSM IV). Washington, DC: American Psychiatric Association.

Baeyens, D., Van Dyck, L. & Danckaerts, M. (2010). ‘ADHD binnen en buiten de onderwijscontext: van symptoomherkenning tot objectieve interventie’. In C. Detrez et al., Handboek leerlingenbegeleiding, deel 2, afl. 26, 35-62. Antwerpen: Plantyn.

Barkley, R.A. & Cox, D. (2007). ‘A review of driving risks and impairments associated with attention-deficit/hyperactivity disorder and the effects of stimulant medication on driving performance’. Journal of Safety Research, 38(1):113-128.

Barkley, R.A., Dupaul, G.J. & McMurray, M.B. (1990). ‘Comprehensive evaluation of attention deficit disorder with and without hyperactivity as defined by research criteria’. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 58(6):775-89.

Barkley, R.A. et al. (2002). ‘Preschool children with disruptive behavior: Three-year outcome as a function of adaptive disability’. Development and Psychopathology, 14(1):45-67.

                Beekman, A. & Dijk, W. (2012). Tien keer beter! Leraren verbeteren hun onderwijspraktijk door onderzoek. Vol. 4. Antwerpen & Apeldoorn: Maklu.

Beenackers, M.  & Kat, F. (2010). Een patiënt met ADHD. Altrecht te Nieuwegein: Bohn Stafleu Van Loghum.

Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (2010). ‘Transparantiefiche: Aanpak van ADHD’. Geraadpleegd op 16 september 2011, via http://www.bcfi.be

Biederman, J. & Faraone S.V. (2005). ‘Attention-deficit/hyperactivity disorder’. Lancet, 366(9481):237-248.

Biederman, J. et al. (2006). ‘Functional impairments in adults with self-reports of diagnosed ADHD: A controlled study of 1001 adults in the community’. Journal of Clinical Psychiatry, 67(4):524-540.

Bogaert, S. (2012). De medicalisering van ADHD. De economische impact op het budget voor gezondheidszorg in België. Masterscriptie. Gent: Universiteit Gent.

Bollaert, R. (2005). De ADHD-zorgsector in kaart gebracht.Onderzoeksresultaten en knelpunten.Wilrijk & Brussel: ZitStil.

Breggin, P.R. (2001). ‘Questioning the treatment for ADHD’. Science, 291(5504):595.

Brocatus, N. & Vermeersch, K. (2012). Psycho-educatie bij dyslexie. Antwerpen & Apeldoorn: Garant.

Brod, M. et al. (2006). ‘Validation of the adult attention-deficit/hyperactivity disorder quality-of-life scale (AAQoL): A disease-specific quality-of-life measure’. Quality of Life Research, 15(1):117-129.

Buitelaar, J.K. (2001). ‘Discussies over aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD): feiten, meningen en emoties’. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 145:1485-1489.

Carpentier, P.-J. (2004). ‘ADHD bij volwassenen: voer voor psychotherapeuten?’ Tijdschrift voor Psychotherapie, 30(2):50-59.

Carpentier, P.-J. (2005). ‘Onderdiagnostiek ADHD bij meisjes en vrouwen’. ADHD Netwerk. Geraadpleegd op 14 juni 2013, via http://www.adhdnetwerk.nl/ADHDaspx?id=493&idam=13

Centrum ZitStil (2013). ‘Omgaan met ADHD’. Geraadpleegd op 12 juni 2013, via http://www.zitstil.be/

Coussens, A. (2009). Methodisch werken in de gezondheidszorg. Antwerpen & Apeldoorn: Garant.

Dannon, P.N., Iancu, I. & Grunhaus, L. (2002), ‘Psychoeducation in panic disorder patients: effect of a self-information booklet in a randomized, masked-rater study’. Depression and Anxiety 16(2):71-76

Danckaerts, M. & Dewitte, I. (2009). ADHD Toolkit. UPC-KULeuven.

De Ridder, T. et al. (2008). ‘ADHD in de Belgische volwassen bevolking: een epidemiologische exploratieve studie’. Tijdschrift voor Psychiatrie, 50(8):499-508.

De Zeeuw, P. (2011). Neurobiological Hererogeneity in ADHD. Doctoraalscriptie Rudolf Magnus Institute of Neuroscience, University Medical Center Utrecht. Enschede: Ipskamp Drukkers. Geraadpleegd op 11 juni 2013, via http://igitur-archive.library.uu.nl/ dissertations/2011-0923-200318/zeeuw.pdf#page=201

Dedeurwaerder, H. (2008). ADHD tijdens de puberteit. Een psycho-educatief programma binnen het secundair onderwijs vanuit een ergotherapeutische visie. Bachelorscriptie. Kortrijk: Hogeschool West-Vlaanderen.

Dupaul, G.J. & Eckert, T.L. (1997). ‘The effects of school-based interventions for attention deficit hyperactivity disorder: A meta-analysis’. School Psychology Review, 26:5-27.

Dupaul, G.J. et al. (2006). ‘Children with attention deficit hyperactivity disorder: Are there gender differences in school functioning?’ School Psychology Review, 35(2):292-308.

Durston, S. (2013). ‘ADHD: In de hersenen of tussen de oren?’ Nationale Hersenlezing 2013: ADHD. Geraadpleegd op 9 juni 2013, via http://www.youtube.com/watch?v= YCRw7AeiXyM

Engberink, M. & Buitelaar, J.K. (2011). ‘Kan de huisarts starten met methylfenidaat voor een kind met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder-syndroom)?’ Vademecum permanente nascholing huisartsen, 2945-2947.

Faraone, S.V. et al. (2006). ‘Comparing the efficacy of medications for ADHD using meta-analysis’. Medscape General Medicine, 8(4):4.

GGZ Groep (2013). ‘Cognitieve Gedragstherapie Behandeling’. Geraadpleegd op 17 juni 2013, via http://www.ggzgroep.nl/cognitieve-gedragstherapie/

Groeneveld, E. (2008). ‘ADHD en omgaan met stress: invloed van de hersenen’. Online Pedagoog. Geraadpleegd op 30 juni 2013, via http://www.onlinepedagoog.nl/nieuws/ bekijken/39-orthopedagogiek-adhd-en-omgaan-met-stress-invloed-van-de-hersenen.html

Guare, R. & Dawson, P. (2010). ‘Executieve functies bij kinderen en adolescenten’. Hogrefe.

Idema, K.T. (2006). ‘Voorlichting aan patiënt en partners: Rollen van zorgverleners en patiëntenverenigingen’. In C.L. Franke & M. Limburg (red.), Handboek cerebrovasculaire aandoeningen, 433-445. Utrecht: De Tijdstroom.

Hoencamp, E. & Haffmans, P.M.J. (2008). Psycho-educatie in de GGz en de verslavingszorg. Theorie en praktijk. Assen: Van Gorcum.

Jensen, P.S. et al. (2005). ‘Cost-effectiveness of ADHD treatments: Findings from the multimodal treatment study of children with ADHD’. The American Journal of Psychiatry, 162(9):1628-1636.

Jüngen, I.J.D. & Sesink, E.M. (red.) (2010). De verpleegkundige in de AGZ. Algemene verpleegkundige zorg. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Jüngen, I.J.D., Kerstens, A.M. & Sesink, E.M. (red.) (2011). De verpleegkundige in de AGZ. Specialistische verpleegkundige zorg. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Jonkers, A. (2002). ‘ADHD gedurende de levensloop’. Verslag Internationale ADHD-Conferentie 1 oktober 2002. Tijdschrift Huisartsengeneeskunde, 19(12):389-392.

Kooij, J.J.S. (2001). ‘ADHD bij volwassenen’. Neuropraxis, 5(6):142-147.

Kooij, J.J.S. (2002). ADHD bij volwassenen. Inleiding in diagnostiek en behandeling. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Kooij, S.J.J. (2009a). ‘ADHD en persoonlijkheidsstoornissen’. In E.H.M. Eurelings-Bontekoe, R. Verheul & W.M. Snellen (red.), Handboek persoonlijkheidspathologie, 471-482. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Kooij, J.J.S. (2009b). ‘Hoe herken je ADHD en hoe wordt de diagnose gesteld?’ YouTube-presentatie van Sandra Kooij over de diagnose van ADHD. Geraadpleegd op 30 juni 2013, via http://www.youtube.com/watch?v=gCE9O3AI-oQ

KU Leuven (2013). Website Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Geraadpleegd op 22 mei 2013, via http://ppw.kuleuven.be/

Lahey, B.B. et al. (1998). ‘Validity of DSM-IV attention-deficit/hyperactivity disorder for younger children’. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 37(7):695-702.

Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie (2013). ‘ADHD bij kinderen en adolescenten’. Geraadpleegd op 17 mei 2013, via http://www.kenniscentrum-kjp.nl/ Professionals/Stoornissen/ADHD-1/Inleiding-adhd

Landelijke Stuurgroep Muldisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ (2007). Multidisciplinaire richtlijn voor ADHD bij kinderen en jeugdigen. Versie 1.0. Utrecht: Trimbos-Instituut.

Lee, S.I. et al. (2008). ‘Predictive validity of DSM-IV and ICD-10 criteria for ADHD and hyperkinetic disorder’. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 49(1):70-78.

Luman, M. (2009). ‘Een afwijkende gevoeligheid voor beloning: een neurobiologische verklaring voor ADHD?’ Neuropraxis, 13(3):55-60.

Matza, L.S. et al. (2007). ‘Responsiveness of the adult attention–deficit/hyperactivity disorder quality of life scale (AAQoL)’. Quality of Life Research, 16(9):1511-1520.

McBurnett, K. et al. (1999). ‘Experimental cross-validation of DSM-IV types of attention deficit/hyperactivity disorder’. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 38(1):17-24.

McGough, J.J. & Barkley, R.A. (2004). ‘Diagnostic controversies in adult attention deficit hyperactivity disorder’. American Journal of Psychiatry, 161(11):1948–1956.

Milich, R., Balentine, A.C. & Lynam, D.R. (2001). ‘ADHD combined type and ADHD predominantly inattentive type are distinct and unrelated disorders’. Clinical Psychology: Science and Practice, 8(4):463-488.

                Minderaa, R. (2013). ‘ADHD een modeverschijnsel? Steeds meer kinderen krijgen de diagnose ADHD’. Gezondheid voor een vitaal leven.

MTA Cooperative Group (1999). ‘A 14-month randomized clinical trial of treatment strategies for attention-deficit/hyperactivity disorder. The MTA Cooperative Group. Multimodal Treatment Study of Children with ADHD’. Archives of General Psychiatry, 56(12):1073-86.

Murphy, K.R. (1998). ‘Psychological counseling of adults with ADHD’. In R.A. Barkley (red.), Attention-deficit hyperactivity disorder. A handbook for diagnosis and treatment, 2nd ed., 582-591. New York & London: The Guilford Press.

Murphy, K.R. & Barkley, R.A. (1996). ‘Attention deficit hyperactivity disorder adults: comorbidities and adaptive impairments’. Comprehensive Psychiatry, 37(6):393–401.

Nijs, D. & Vermeulen, P. (red.) (2012). ‘De hulpverlening gaat digitaal?’ Themanummer TOKK 2.0. Tijdschrift voor orthopedagogiek, kinderpsychiatrie en klinische kinderpsychologie, 37(3-4).

Oudejans, S. & Spits, M. (2013). Investeren in verslavingspreventie. Beschrijving van Nederlandse programma’s voor jeugd en jongeren. Stichting Resultaten Scoren / Mark Bench VOF. Geraadpleegd op 19 juni 2013, via http://www.resultatenscoren.nl/data/upload/ files/rapport-basisaanbodjeugdpreventie.pdf

Palm, J. (2011). Leven na een beroerte. 2de druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Pellow, J., Solomon, E.M. & Barnard, C.N. (2011). ‘Complementary and alternative medical therapies for children with attention-deficit/hyperactivity disorder (ADHD)’. Alternative Medicine Review: A Journal of Clinical Therapeutic, 16(4):323-337.

Pennington, B.F. et al. (2009). ‘Gene X environment interactions in reading disability and attention-deficit/hyperactivity disorder’. Developmental Psychology 45(1):77-89.

Perreira, R.R., Kooij, S. & Buitelaar, J. (2011). ‘Angst voor overdiagnostiek is ongefundeerd. ADHD zeker geen modegril’. Medisch Contact, 66(3):130-133.

                Pieterse, K. et al. (2013). Leerkrachtinterventies voor de aanpak van ADHD in de klas: een overzicht van effectstudies’. Kind & Adolescent, 34(1):2-29.

Prins, P.J.M. et al. (1999). ‘ADHD: Een multimodale behandeling’. In W. Vandereycken, P. Eelen & P.J.M. Prins (red.), Praktijkgids gedragstherapie, deel 10, 1-55. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Rapport, L J. et al. (2002). ‘Experienced emotion and affect recognition in adult attention-deficit hyperactivity disorder’. Neuropsychology, 16(1):102-110.

Reiff, M. (2004). ADHD: A complete and authoritative guide. Elk Grove Village, IL: American Academy of Pediatrics.

Resnick, R.J. (2005). ‘Attention deficit hyperactivity disorder in teens and adults: They don’t all outgrow it’. Journal of Clinical Psychology, 61(5):529–533.

Richards, T. (1999). ‘Patients’ priorities’. British Medical Journal, 318:277.

Robeva, R. et al (2004). ‘Combined psychophysiological assessment of ADHD: A pilot study of Bayesian probability approach illustrated by appraisal of ADHD in female college students’. Applied Psychophysiology and Biofeedback, 29:1-10.

Rommelse, N.N.J. & Oosterlaan, J. (2009). Het ADHD bij kinderen formularium. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Ros, A. (2013). ‘Psycho-educatie… Meer dan alleen informeren’. Geraadpleegd op 17 mei,2013, via http://www.psycho-educatie-autisme.nl/index.php/psycho-educatie/meer-da…
Rowland, A.S., Lesesne, C.A. & Abramavitz, A.J. (2002). ‘The epidemiology of attention-deficit/hyperactivity disorder (ADHD): A public health view’. Mental Retardation and Developmental Disabilities Research Reviews 8(3):162-170.

Ryan-Krause, P. (2010). ‘Attention-deficit hyperactivity disorder’. Journal of Pediatric Health Care, 24(3):194-198.

Schalken, F., Wolters, W., Tilanus, W., van Gemert, M., van Hoogenhuyze, C., Meijer, E., … Postel, M. (2010). Handboek online hulpverlening. Hoe onpersoonlijk contact heel persoonlijk wordt. Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.

Scheepers, A. (2012). Sociale competenties bij kinderen met ADHD en ASS. Masterscriptie. Leiden: Universiteit Leiden. Geraadpleegd op 3 juni 2013, via https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/19903/023_A.Sche…

Singh, I. (2008). ‘Beyond polemics: science and ethics of ADHD’ Nature Reviews: Neuroscience, 9(12):957-964.

Sixma, H.J. et al. (1998). ‘Quality of care from the patients’ perspective: from theoretical concept to a new measuring instrument’. Health Expectations, 1(2):82-95.

Spetie, L. & Arnold, E.L. (2007). ‘Attention deficit/hyperactivity disorder’. In A. Martin & F. R. Volkmar (red.), Lewis's child and adolescent psychiatry. A comprehensive textbook, 430-454. London: Wolters Kluwer / Lippincott: Williams & Wilkins.

Snellen, A. (2007). Basismodel voor methodisch hulpverlenen in het maatschappelijk werk. 3de editie. Bussum: Coutinho.

Stichting Zelfacceptatie (2008-2013). ‘Zelfacceptatie, basis voor een mens om te functioneren en voor een goed gevoel’. Geraadpleegd op 19 juni 2013, via http://www.zelfacceptatie.nl/index2.php?page=organisatie

Stern, P.H. (2002). ‘When children with attention-deficit/hyperactivity disorder become adults’. Southern Medical Journal, 95:985-993.

Swaim, K.F. & Morgan, S.B. (2001). ‘Children’s attitudes and behavioral intentions toward a peer with autistic behaviors: does a brief educational intervention have an effect?’ Journal of Autism and Developmental Disorders, 31(2):195-205.

Timmer, S. (2011). eHealth in de praktijk. Handreiking voor iedereen die wil kennismaken of starten met eHealth. Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.

Tripp, G. et al. (1999). ‘DSM-IV and ICD-10: A comparison of the correlates of ADHD and hyperkinetic disorder’. Journal of American Child and Adolescent Psychiatry, 38(2):156-164.

                Van Beirendonck, L. (2004). Iedereen competent. Lannoo.

Van den Berg, H. & Meijer, B. (2011). Zakwoordenboek van de psychiatrie. 5de druk. Amsterdam: Reed Business.

Van der Oord, S. & Prins, P. (2007). ‘Welke behandeling is effectief voor kinderen met ADHD?’ Kind en Adolescent Praktijk, 6(2):51-57.

Van Epen, J.H. (2002). Drugsverslaving en alcoholisme. Kennis en achtergronden voor hulpverleners. 4de herziene druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Van Lammeren, A.M.D.M. (2007). ‘ADHD bij volwassenen’. Bijblijven, 23(1):48-57.

Van Lieshout, T. (2002). Pedagogische adviezen voor speciale kinderen. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.

Van Rooijen, K. & Rietveld, L. (2013). Wat werkt bij autisme? Nederlands Jeugd Instituut. Geraadpleegd op 19 juni 2013 via http://www.nji.nl/nji/dossierDownloads/ Watwerkt_Autisme.pdf

Van Peperstraten, H. (2012). ‘Het belang van psycho-educatie’. Bijzijn XL, 5(8):18-25.

Van Regenmortel, T. (2004). Empowerment in de praktijk van het OCMW. Leuven: HIVA.

Van Regenmortel, T. (2009). ‘Empowerment als uitdagend kader voor sociale inclusie en moderne zorg’. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 18(4):22-42.

Vandormael, J. & Steerneman, P. (2000). ‘ADHD: een complexe hulpvraag’. Psychopraxis, 2(7):154-158.

Vermeulen, P. (red.) (2009). Ik ben speciaal 2. 6de druk. Berchem: EPO.

Vingerhoets, A.J.J.M., Kop, P.F.M. & Soons, P.H.G.M. (red.) (2002). Psychologie in de gezondheidszorg. Een praktijkoriëntatie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Voogt, A. & Landsdaal, I. (2005). ‘1 + 1 = 3? Onderzoek naar de samenwerking tussen de schuldhulpverlening en het algemeen maatschappelijk werk in Den Haag’. Masterscriptie. Den Haag: Haagse Hogeschool. Geraadpleegd op 19 juni 2013, via http://hbo-kennisbank.uvt.nl/cgi/hh/show.cgi?fid=972

Wenning, H. & Santana, M. (2005). AD(H)D: een volwassen benadering. Individuele coaching en groepsbegeleiding. Amsterdam: Pearson Assessment and Information.

World Health Organisation (1992). International statistical classification of diseases and related health problems. 10de herziene editie (ICD-10). Geraadpleegd op 19 juni 2013, via http://apps.who.int/classifications/icd10/browse/2010/en

Zametkin, A.J. & Ernst, M. (1999). ‘Problems in the management of attention-deficit/hyperactivity disorder’. New England Journal of Medicine, 340:40-46.

Download scriptie (1.15 MB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool West-Vlaanderen
Thesis jaar
2013