Modehuis Roeis: Haute Couture tijdens het Interbellum.

Eva
Vanbrabant

Modehuis Roeis: een bloeiend haute couturehuis tijdens het Interbellum

 

In de korte en woelige periode tussen de twee wereldoorlogen kenden de economische, politieke, sociale en culturele gebeurtenissen een vrijwel directe impact op de mode. Er heerste een wederzijdse beïnvloeding tussen kunst en mode. Dit geldt zowel voor de illustraties in mode tijdschriften als voor modeontwerpen zelf. Ook voor de vrouw veranderde er veel in de jaren ’20 en ’30 en dat liet zich weerspiegelen in haar garderobe. Nieuwe stoffen en technieken werden in het interbellum wijd verspreid en werden evenwaardig aan natuurlijke of handgemaakte stoffen en decoraties. Het interbellum was tevens de bloeitijd van de couture, want confectie stond nog in de kinderschoenen. Couturiers bepaalden het modebeeld door modellen te verkopen voor reproductie.

Tussen de twee decennia van het interbellum bestond er een duidelijk verschil qua modellen, detaillering en materialen van kledingstukken. Andere lichaamsdelen werden benadrukt. Het algemene beeld van de interbellummode ziet er als volgt uit: in de jaren ‘20 droegen garçonnes met hun platte figuur rijkelijk versierde buisjurkjes en in de jaren ’30 hulden glamoureuze vrouwen zich in lange en ingewikkeld gesneden jurken. Die visie klopt maar gedeeltelijk. De korte charlestonjurkjes bleven slechts een aantal jaren populair in het midden van de twintiger jaren. Er waren steeds alternatieven op de buisjurken. In de jaren ‘30 werden ook wel eens andere dan rechte en lange jurken gedragen, bijvoorbeeld romantische wijde en gedecoreerde jurken. Er bestaan ook gelijkenissen tussen deze twee periodes, bijvoorbeeld hun begin en einde met militair geïnspireerde kleren, met daartussen luxueuze excessen en de enkellange rokken voor wat betreft de minder revolutionaire mode.

 

In de schatkamer die de het dépot van het ModeMuseum te Antwerpen is, vindt men meer dan zeshonderd artikels afkomstig van Modehuis Roeis, dat bestond van 1911 tot in de jaren ’60. Tussen deze honderden jurken, bloezen, mantels, accessoires en allerlei losse onderdelen bevinden zich erg interessante overblijfselen uit de periode van het Interbellum. Er resten ons bijvoorbeeld vijf erg mooie charlestonkleedjes: korte buisjurkjes versierd met kraaltjes, die stammen uit het midden van de jaren ’20. Ook interessant zijn de Egyptisch geïnspireerde bloesjes, als gevolg van de ontdekking van het graf van Toetanchamon in 1922.

Uit de jaren ’30 zijn er enkele Hollywoodiaanse feestjurken, die ingewikkeld in elkaar zitten en gemaakt zijn uit grote hoeveelheden textiel. Boven de grotendeels bloot gelaten ruggen werden kleine bolero’s of capes gedragen. Ook daarvan zijn er nog een paar te vinden in de reserves van het ModeMuseum. Naast deze feestelijke kledij, die iedereen bekend voorkomt dankzij film en foto’s, zijn er ook meer alledaagse kleren van de hand van mevr. Roeis van de ondergang gered. Zo zijn er enkele zorgvuldig uitgewerkte bloezen, donkere huiskledij en witte kinderjurkjes. Mevrouw Roeis had in haar atelier ook nog enorme hoeveelheden riemen en gespen, stofjes, knopen, ornamenten en stukjes bont liggen, die nooit een toepassing vonden en dankzij haar dochter in het ModeMuseum terecht kwamen.

 

De vrouw die al deze stukken vergaarde en bewaarde werd in 1886 geboren: Alice Willem-Roeis. We weten niet bij welke naaister zij haar vaardigheden leerde. Na haar huwelijk met een Antwerpenaar, in 1911, werd haar Modehuis aan de Belgiëlei geopend. Het was geen winkel zoals we die nu kennen: er was geen etalage en ook geen uithangbord. Mevrouw Roeis verwierf haar cliënteel uitsluitend via mond-aan-mondreclame, want ze was er nogal kieskeurig in. Deze techniek moet zeer effectief geweest zijn, want na de Tweede Wereldoorlog werkte het huis met dertig tot veertig naaisters. Het klantenbestand bestond uit vrouwen van rijke industriëlen en handelaren, de adel, dokters, notarissen en politici. De cliëntes kwamen uit Antwerpen zelf en uit de omliggende gemeenten en steden. Verder kwamen er ook Nederlandse vrouwen naar Modehuis Roeis. Het waren allen vooraanstaande mensen, die flink wilden betalen voor zowel feestkledij als alledaagse kledij. In 1928 verhuisde het modehuis naar de Isabellalei in Antwerpen. Mevrouw Roeis stierf in 1961, maar de activiteiten van het Modehuis werden nog een aantal jaren verder gezet door één van haar dochters.

 

De manier waarop mevrouw Roeis te werk ging voor het bekomen van de modellen, het naaien en het verkopen van haar kledingstukken was typerend voor de hele Belgische situatie tijdens het Interbellum. Mevr. Roeis ging vier keer per jaar naar Parijs om de modeshows van grote huizen, waaronder Lanvin, Paquin en Fath, te bekijken. Daar kocht ze dan kledingstukken of patronen in papier of in toile. Die modellen werden over de grens gesmokkeld. Vermoedelijk deed ze dat om de invoerrechten aan de grens te ontduiken, want de kleren of modellen waren op zich al duur genoeg. Het in Parijs aangekochte model werd dan door een mannequin, of ook al eens door één van de drie dochters, aan een klant getoond. Dan werd er een passende kopie gemaakt in de kleur en de stof naar keuze. Daarnaast ontwierp mevr. Roeis ook soms eigen modellen. De materialen werden vaak uit Frankrijk gehaald, maar ook van Parijse firma’s met een Brussels bijhuis. De kledij werd steeds door mevrouw Roeis zelf gesneden, of uitzonderlijk door de première. Het stikken gebeurde met de naaimachine, maar de naden moesten binnenin volledig met de hand afgewerkt worden, zodat er aan de buitenkanten niets zichtbaar zou zijn. Francine Mees-Roeis, de jongste dochter, herinnert zich een oranjerode kanten feestjurk, die zo fijn was dat men ze aaneen naaide met de rosse haren van één van de naaisters! Na drie of vier bezoekjes met pasbeurten kon de klant haar jurk mee naar huis nemen. Van één prototype werden verschillende exemplaren verkocht, maar er werd op gelet dat die mensen elkaar niet tegen het lijf konden lopen. Verder werd ervoor gezorgd dat de kleuren en de motieven de klanten flatteerden. De manier van werken in Modehuis Roeis kan vergeleken worden die van de grote Franse modehuizen in de jaren ’20. Net zoals bij de grote couturezaken waren er bij Modehuis Roeis ook verschillende soorten werkneemsters: bijvoorbeeld het meisje dat de cliënten ontvangt (de vendeuse), de mannequin, de première, verschillende naaisters en iemand die hielp bij het passen, door bijvoorbeeld spelden aan te geven (de arpette). Het verschil tussen de grote Franse couturezaken en het Modehuis Roeis zit natuurlijk in de schaal: verschillende functies werden door mevrouw Roeis of door één van de dochters uitgevoerd.

 

Blijkbaar hadden de echte rijken niet zoveel last van de inflatie. Er bleef vraag naar luxueuze kledij, want dat was waar de art deco(mode) vooral om draaide. De kleren uit de jaren ‘20 en die uit de jaren ’30 waren elk op hun eigen manier erg luxueus. Enkele kenmerken van de bewaarde kledingstukken uit Modehuis Roeis zijn: de zorgvuldig aangebrachte versiering door middel van naden, sierstiksels en ingestikte plooien, het vaak voorkomen van driehoekige ornamentiek, pofmouwen, fronsstrookjes en het gebruik van zijden stoffen, met crêpe op kop. Mevr. Roeis nam de grote trends over, paste ze op een subtiele, maar modieuze manier toe, en bleef ze ook langer gebruiken dan de periode waarin ze ontstonden. Er werden vaak nog aanpassingen en herstellingen gedaan. De reden waarom er zoveel kledingstukken gedemonteerd zijn is dat het een kinderspelletje was van de jongste dochter van mevr. Roeis. Dochter Francine Mees-Roeis bezit nog een heleboel foto’s waarop vrouwen van de familie Roeis te zien zijn met creaties van het eigen Modehuis. De kledij op de familiefoto’s vertoont dezelfde kenmerken als de stukken die bewaard zijn in het ModeMuseum. De foto’s leverden ook nog extra informatie op, onder andere over het gebruik van kant, bont en bloemetjesprints, de onregelmatige zomen in de jaren ‘20, ceinturen en satijnen stoffen in de jaren ’30. Op sommige foto’s zijn kledingstukken uit het ModeMuseum te zien, bijvoorbeeld de lange gebloemde suitejurk en de rode feestjurk.

 

Bibliografie

 

ADAMS, S., De Complete geschiedenis van de 20ste eeuw, Lisse, Rebo International, 2000.

 

ADRIAANS, A., Crêpe en kralen: La mode est un art (Tent. Cat.), Utrecht, Centraal Museum Utrecht, 1980.

 

ASSATOUROFF, ter, C.; VREBOS, M.; SMOLAR-MEYNART, A., Belgische elegantie: modehuizen uit het laatste kwart van de 19de en 20ste eeuw, Brussel, Museum voor het Kostuum en de Kant, s.d.

 

BALTHAZAR, H.; GERARD, E.; LAMBRECHTS, M.; REYNEBEAU, M.; SIMON, F.; VANDENBROEKE, C.; VAN DEN WIJNGAERT, M.; VAN LOO, A.; VANTEMSCHE, G.; VERAGHTERT, K.; ZAMPA, F.; De jaren ‘30 in België – De massa in verleiding, Brussel, ASLK i.s.m. Ludion, 1994.

 

BARILLE, E., Fashion memoir – Lanvin, Londen, Thames&Hudson, 1997.

 

BATTERSBY, M., Art Deco Fashion – French designers 1908-1925, Londen, Academy Editions, 1984.

 

BAUDOT, F., Fashion memoir – Elsa Schiaparelli, Londen, Thames&Hudson, 1997.

 

BAYER, P., Art Deco bronnenboek – Een visuele gids voor de periode van 1920 tot 1940, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1988.

 

BENTON, C.; BENTON, T.; WOOD, G.; Art Deco 1910-1939, Londen, V&A Publications, 2003.

 

BERGER, D.; COLARD, D.; DE REYMAEKER, M.; DESMYTTER, A.; FESTRE, M.; THIMISTER, Y.; Nachtraven – Het uitgaansleven in Brussel van 1830 tot 1940, Brussel, Gemeentekrediet, 1987 tentoonstellingscatalogus.

 

Bouwen door de eeuwen heen: inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen – Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen (3c), Gent, Snoeck-Ducaju, 1985.

 

CHRISTIAENS, D., De Belgische bijdrage tot de mode in de jaren twintig, Gent, Interbellum vzw, 1985.

 

CONRADS, M., Handboek kostuumaccessoires, Baarn, Tirion, s.d.

 

CONSTANTINO, M., Mode uit de dertiger jaren: 1930, Gilze, Dahlgaard Media, 1996.

 

DE COURTAIS, G. Woman’s headdresses and hairstyles in England from AD 600 to the present day, Londen, Batsford, 1973.

 

DELPIERRE, M., Le Costume de 1914 aux années folles, Parijs, Flammarion, 1997.

 

DELPIERRE, M., Modes en dentelles 1590-1983, (tent. cat.) Parijs, Musée de la Mode et du Costume, 1983.

 

DUMONT, G.H.; MERTENS, Ph.; DANBLON, P.; EDMOND, P.; MERCKX, J.P.; MOENS, R.; PERNET, R.; POULAIN, N.; VAN IMPE, A.; WILLEQUET, J.; De Dolle jaren in België 1920-30, Brussel, ASLK, 1981.

 

EARNSHAW, P., Lace in fashion: from the sixteenth to the twentieth centuries, Londen, Batsford, 1985.

 

ESCH, G., GOYVAERTS, A., VAN RIET, S., Mode in de lage landen. België,  De Bilt, Cantecleer, 1989.

 

Europe 1910-1939: quand l’art habillait le vêtement, Parijs, Paris-Musées, 1997.

 

FRANCK, D., De jaren dertig, Utrecht, Stichting Teleac, 1988.

 

GARNIER, G., Paris-couture-années trente, Parijs, Paris-Musées, 1987.

 

HALL, C., The thirties in Vogue, Londen, Octopus Books, 1984.

 

HERALD, J., Fashion of a decade - The 1920s, Londen, Batsford, 1991.

 

HERALD, J., Mode uit de twintiger jaren: 1920, Gilze, Dahlgaard Media, 1995.

 

HÖLSCHER, J., 1920’s fashion design, Amsterdam, Pepin Press, 1998.

 

HOPKINS, S., The century of the hats, New Jersey, Chartwell Books, 1999.

 

JELLES, B. C., Ik kan handwerken, Leiden, A.W. Sijtshoffs, 1953.

 

JENKINS, D., The Cambridge history of Western textile, Cambridge, Cambridge University Press, 2003.

 

KLEIN, D.; MCCLELLAND, N. A.; HASLAM, M.; Art Deco – Ontstaan, ontwikkeling en opleving van deze decoratieve stijl, Alphen aan de Rijn, Atrium, 1987.

 

LAVER, J., Women’s dress in the jazz age, Londen, Hamish Hamilton, 1964.

 

LEHNERT, G., Geschiedenis van de mode in de 20ste eeuw, Keulen, Könemann, 2000.

 

MADSEN, A., Coco Chanel – een vrouw alleen, Baarn, Uitgeverij De Kern, 1991.

 

MENDES, V.; DE LA HAYE, A., 20th century fashion, Londen, Thames&Hudson, 1999.

 

MUNDT, B., Metropolen machen Mode: Haute Couture der Zwanziger Jahre, (Tent. Cat.) Berlijn, Reimer, Dietrich, 1977.

 

O’HARA CALLAN, G., Dictionary of Fashion and Fashion designers, Londen, Thames & Hudson, 1998.

 

PEACOCK, J.; QUANT, M.; Fashion sketchbook 1920-1960, Londen, Thames&Hudson, 1977.

 

PROBERT, C., Hats in vogue since 1910, Londen, Thames&Hudson, 1981.

 

ROBINSON, J., Fashion in the 30’ies, Londen, Oresko Books, 1978.

 

SALVY, G.J., Modes des années 30, Parijs, Sueil, 1991.

 

SMOLAR-MEYNART, A.; VINCKE, A.; Van Worth tot Chanel: De tijd van de tango, (Tent. Cat.), Brussel, Museum voor het Kostuum en de Kant, 1983.

 

SORBER, F., BOGAERTS, I., Kant uit de Belle Epoque: de laatste hoogbloei van het Belgische kantwerk, (tent. cat.), Antwerpen-Deurne, Provinciaal Museum Sterckshof, 1992.

 

STEELE, V., Women of fashion – twentieth century designers, New York, Rizzoli, 1991.

 

TIJS, R., Antwerpen – Cultuurhistorische synthese van een kunststad, Gent, Stichting Mens en Kultuur, 1991.

 

TORRENS, D., Fashion Illustrated, Londen, Studio Vista, 1974.

 

VAN BEURDEN, L., Mode in de 20ste eeuw, Nijmegen, Sun, 1995.

 

VAN BEURDEN, L., Over mode en mensen – Tien eeuwen kostuumgeschiedenis, Amsterdam, Sun, 2004.

 

VAN CAUWENBERGH, G., Het Antwerpen van toen, Marc Van de Wiele, pvba, Brugge, 1983.

 

VAN DE LEMME, A., De Wereld van Art Deco, Veenendaal, Gaade en Co Uitgevers b.v., 1987.

 

VAN DER HELM, Hoeden, de Bilt, Cantecleer, 1991.

 

VAN ISACKER, K.; VAN UYTVEN, R.; Antwerpen – Twaalf eeuwen geschiedenis en cultuur, Antwerpen, Mercatorfonds, 1986.

 

VAN USSEL, F., Leer knippen – ABC – Volledig onderricht over knippen van dameskleederen, Brussel, 1929.

 

VLAAMSE VERENINGING VOOR OUD EN HEDENDAAGS TEXTIEL, bulletin 1990, Kostuum, Provinciaal Textielmuseum Vrieselhof, Oelegem.

 

VREELAND, D., Inventive Paris clothes: 1909 – 1939, New York, Viking Press, 1977.

 

WARDLE, P., DE JONG, M.C., Kant in mode: mode in kant, 1815-1914, (tent. cat.), Amsterdam, IU, 1985.

 

WATKIN, D., De Westerse architectuur – een geschiedenis, Roeselare, Roularta Books, 2001.

 

 

Femme d’aujourd’hui: modes et ouvrages féminins, Brussel: Felix. J.

 

Jardins de mode, Parijs: Condé Nast.

 

La Gazette du bon ton – Arts, modes et frivolités, Parijs, Editions Lucien Vogel, 1920, 1922, 1923.

 

Le Mode pratique: revue de la famille, Parijs: Hachette.

 

Modes et travaux, Parijs, Boucherit.

 

Revue d’histoire sociale et industrielle de la région Bruxelloise, les cahiers de la fonderie: La mode dans tous ses états, nr. 30, 08/2004.

 

Vijfde Nationaal Kongres voor industriële archeologie, textiel, Gent, 26-27 november 1977, Handelingen, werkgroep voor Industriële Archeologie, Rijksuniversiteit, Gent, 1978.

 

 

http://search.skynet.be

 

http://users.skynet.be/zwysen/Jeugdzorg/WH_VlBrabant.htm

 

www.provant.be/textielmuseum/collectie/lijst.htm

 

www.rosadoc.be/site/nieuw/kantklaar/tijdslijn.htm

 

www.vintagetextile.com

 

 

ANTWERPEN, STADSARCHIEF, Aerts, Jos, Het algemeen handelsadresboek (Vlaamsch Adresboek) der stad en provincie Antwerpen, 1922-23, BIB 3461.

 

ANTWERPEN, STADSARCHIEF, Bouwdossiers, MA-BD 1927/28357: bouwdossier woning Isabellalei 13 (Roeis, I.).

 

ANTWERPEN, STADSARCHIEF, Inventaris van archieven van bedrijven, verenigingen en professionele activiteiten van personen (1596-1999).

 

ANTWERPEN, STADSARCHIEF, Opgekleefde foto’s inventaris.

 

ANTWERPEN, STADSARCHIEF, Ratinckx (frères), Livre d’adresses de la ville et de la province d’Anvers/Adresboek van stad Antwerpen en randgemeensten, op microfilm, BIB 3460: 1920-1922-1923-1924-1925-1926-1927-1928-1929-1931-1932-1937-1951-1961/62.

 

HOOREWEEGE, I., Het toerisme in Antwerpen tijdens het interbellum (licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 1995-1996).

 

LAENENS, E., Voorstelling en evolutie van de Art Deco in de Belgische kunsttijdschriften 1910-1930 (licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 1995-1996).

 

VAN DOORSLAER, B., CHRISTIAENS, D., De relatie beeldende kunst en mode: 1910-1930, met bijzondere belangstelling voor Sonia Delaunay (licentiaatsverhandeling Universiteit Leuven, 1982).

 

Download scriptie (809.56 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2005