De scriptie van Maarten Vangramberen

Interview

Maarten VangramberenWoensdag 2 juli. De Rode Duivels hebben na een ware thriller de Verenigde Staten uitgeschakeld in de achtste finales van het WK Voetbal. Zoals vele Belgen hebben we dat passend gevierd. Met kleine oogjes, maar tjokvol adrenaline- én cafeïne grijpen we ’s middags naar de telefoon voor onze interviewafspraak met Maarten Vangramberen.

Het begon met een terloopse opmerking in de Diabo-uitzending in aanloop naar die clash tegen de VS. In een gesprek over de trainingen van de Belgen richt Ruben van Gucht zich vanuit het warme Salvador da Bahia tot Maarten Vangramberen in de VRT-studio “Het komt er voor de Duivels op aan goed te drinken, kwestie van niet uit te drogen. Daar weet jij als sporter alles van, nietwaar Maarten?”. “Dat klopt Ruben, ik heb zelfs mijn thesis over uitdroging geschreven”, repliceert Vangramberen alvorens zich tot zijn studiogasten te wenden. In een reflex die zelfs Thibaut Courtois jaloers zou maken sloegen we onze laptop open om Vangramberen te strikken voor een interview over zijn studies en die thesis waarmee hij in 2000 z’n licentiaat Lichamelijke opvoeding aan de KU Leuven afrondde…

Scriptie: Vanwaar die keuze voor L.O. , Maarten? 

Vangramberen: Mijn vader heeft L.O. in Leuven gestudeerd. Hij trok ook na zijn studies nog vaak naar het Sportkot (de L.O.-campus aan de KU Leuven) om er te sporten. Ik ging altijd mee en kwam er zo als kind vaak over de vloer. Voor mij was dat een magische en fascinerende omgeving. Die plek oefende een grote aantrekkingskracht op mij uit.

Quote 1 MVG

Ik wou ook sowieso een universitair diploma halen. Ik herinner me nog goed hoe ik tijdens een vakantie in de middelbare school een vakantiejob deed in de keuken van een wegrestaurant. Ik vond dat zo afstompend werk, dat ik mezelf voornam nooit in zo’n job terecht te komen. Vermits ik graag sportte, veel interesse had in alles wat met fysiologie te maken had en zo vertrouwd was met het Sportkot, was het snel een uitgemaakte zaak dat ik L.O. aan de KU Leuven zou studeren. Daar heb ik nog geen seconde spijt van gehad. L.O. is een erg boeiende studie: je krijgt er heel veel wetenschappen (fysica, chemie, anatomie, …), maar ook vakken als filosofie en psychologie naast uiteraard de vele praktijkvakken met sport. Kortom: een heel brede waaier.

Scriptie: Wat voor een student was je? 

Vangramberen: In de secundaire school was ik geen hoogvlieger. Ik kon me moeilijk verzoenen met die manier van lesgeven waarbij je bijvoorbeeld onverwachts een toets voorgeschoteld kreeg. Onzin vond ik zoiets! Aan de universiteit werden mijn resultaten veel beter. In mijn eerste jaar haalde ik onderscheiding en daarna telkens grote onderscheiding. De manier van werken aan de universiteit en de vrijheid die daarmee gepaard gaat, was voor mij een verademing. Ik moest niet ongelofelijk hard blokken of dag in dag uit met mijn studies bezig zijn om goede resultaten te halen. Het volstond om gewoon op tijd te beginnen studeren. Niet dat ik ongelooflijk intelligent ben, maar alles viel toen in z’n plooi. Zo kon ik eindelijk iets studeren dat mij hard boeide, waardoor alles vlotter liep. Ik ontwikkelde ook een efficiëntere, meer volwassen studiemethode waardoor ik beter de belangrijke info kon filteren en verwerken. Zo wist ik perfect wat ik voor welk vak moest kennen. Ik nam trouwens zelden of nooit notities tijdens de colleges. Ik volgde de les gewoon zeer aandachtig om zo veel mogelijk op te steken. Nu, dat lukte ook wel omdat ik aan Frederik Veuchelen, de profwielrenner, een goede vriend en studiegenoot had die wel notities nam - én toeliet dat ik die ook mocht gebruiken (lacht).

Ik wist ook heel goed welke lessen je wel en welke je niet moest bijwonen. Sommige colleges boden echt geen meerwaarde bij de cursus. Bij een aantal vakken had ik  de professor nog nooit gezien toen ik het schriftelijk examen ging afleggen, maar dat was ook helemaal geen probleem. Eén college dat ik wel steeds bijwoonde was dat van Peter Hespel. Zijn vak, inspanningsfysiologie, wist me sowieso al ongelooflijk te boeien en daarbij kwam dat Hespel een bevlogen lesgever was. Het werd voor mij dan ook snel duidelijk dat ik hem als promotor wou.

Ik kon bij Hespel terecht voor mijn  thesis, een werk met als titel: “De invloed van dehydratatie op de mechanische efficiëntie tijdens een gegradeerde inspanningsproef bij triatleten van nationaal niveau”. Een mond vol, maar eigenlijk komt het hierop neer: mechanische efficiëntie gaat over de manier waarop je energie gaat omzetten in vermogen om prestaties te leveren. Wij wouden in die thesis, via testen bij atleten, nagaan wat de impact was van uitdroging op die mechanische efficiëntie. We gingen dit na bij afgekoelde en niet-afgekoelde atleten; atleten die wel én die niet dronken bij het leveren van een fysieke inspanning. We merkten, zoals verwacht, dat uitdroging de mechanische efficiëntie negatief beïnvloedt. Maar eigenlijk konden we op basis van dat thesisonderzoek slechts een tendens waarnemen en geen sluitende conclusies trekken. Daarvoor was het onderzoek te beperkt, we hadden meer testen moeten uitvoeren.

Quote 2 MVG

Nu, eigenlijk heb ik zelf geen testen uitgevoerd. De thesis kaderde in een doctoraatsonderzoek, waarbij die onderzoeker de testen verrichtte. Ik kreeg de data waarmee ik aan de slag ging. Daar heb ik eigenlijk wel spijt van. Let op: ik behaalde een goede score voor mijn thesis - 15,5/20 als ik het me goed herinner. Daar was ik zeer blij mee, maar ik kon toch moeilijk vrede nemen met het beperkte resultaat van mijn werk. Achteraf bekeken vond ik het jammer dat ik zelf geen onderzoek heb aangebracht. Ik was toen, als 22-jarige, nog te weinig ondernemend. Gelukkig is die assertiviteit er later wel gekomen.

Scriptie: Hoe was je relatie met je promotor? 

Vangrameberen: Het was wel prettig werken met Hespel als promotor. Niet dat ik zijn deur platliep -efficiëntie staat bij mij ten allen tijde voorop. Ik ben, denk ik, maximum 3 keer bij hem langsgelopen. Hespel had een aparte maar duidelijke aanpak: ik moest geen klassieke thesis van 200 pagina’s schrijven, maar een werk indienen dat naar een wetenschappelijk artikel neigde. Een kort, gebald werk van 30 pagina’s. Ik hield wel van die aanpak. Ik vind het immers onzin om zo’n lange thesis te schrijven waarin je maar moet blijven uitweiden om aan het vereiste aantal pagina’s te komen. Om over die tijdrovende en –in mijn ogen- grotendeels nutteloze literatuurstudie nog maar te zwijgen!

Hespel is ook iemand die weinig belang hecht aan de titel van professor. Hij weet zichzelf enorm te relativeren, ook als is hij een autoriteit in z’n vakgebied. Dat wist ik wel erg te appreciëren. Ik heb trouwens tot op de dag van vandaag contact met hem. Ik contacteer hem nog wel eens wanneer ik voor mijn werk als sportjournalist een wetenschappelijke toelichting wil voor een bepaald item.

Scriptie: Hoe kijk je terug op het schrijven van die thesis?

Vangramberen: Ik heb echt graag aan die thesis gewerkt, maar het is niet zo dat ik daar echt mijn kindje van heb gemaakt. Nu, ik had mij ook in het begin voorgenomen dat ik er vaart achter zou zetten. Getreuzel en gewauwel, daar hou ik niet van. Je hoort als student vaak allerlei indianenverhalen over kameraden die in de laatste fase worden opgetrommeld om dat zaakje af te werken. Daar wou ik niet aan meedoen. Ik heb er dan ook voor gezorgd dat die thesis ruim op tijd klaar was.

Eenmaal afgewerkt is daar niet veel meer mee gebeurd. Mijn werk is wel nog gebruikt in die doctoraatsstudie, maar ik heb daar nooit nog iets van gehoord. Mijn exemplaar moet ergens in een doos bij mijn ouders liggen. Ik heb dat werk nooit meer herlezen. Eigenlijk heb ik daar schrik voor. Als journalist wordt er –terecht- van jou verwacht dat je kort, helder en actief schrijft. Het contrast met het wollige taalgebruik in die academische wereld is enorm. Daar krijg je als het ware applaus als je een zin schrijft die een halve pagina beslaat. Ik heb best wat vrienden die in die academische wereld werken en dat taalgebruik vormt nog steeds vaak voer voor discussie. Mijn academische vrienden beweren dat het niet anders kan. Ik vind die dure woorden en haast eindeloze zinsconstructies onzin, dat stuit me hard tegen de borst. Maar ik vrees dus dat ik me daar destijds, bij het schrijven van mijn scriptie, ook aan heb bezondigd.

Scriptie: Na je studies aan de KU Leuven werkte je ook nog een postgraduaat in de journalistiek aan de voormalige VLEKHO af. Dat lijkt ons niet meteen de meest evidente vervolgstudie voor een licentiaat in de lichamelijke opvoeding.

Vangramberen: Voor mij was het dat wel. Mijn ambitie was om sportjournalist te worden. Dat zat ook in mijn achterhoofd toen ik L.O. ging studeren. Een masteropleiding in de journalistiek -laat staan in de sportjournalistiek- bestond toen nog niet. Dus nam ik me voor om via die studie L.O. eerst te leren hoe de sportwereld in elkaar zit én dat universitaire diploma te halen. Eens ik dat had voltooid, leek dat postgraduaat journalistiek me een interessante aanvulling.

Veel lessen heb ik er trouwens niet kunnen bijwonen. Na het behalen van mijn diploma L.O. heb ik -naïeve beginneling die ik was- alle sportredacties gecontacteerd om er spontaan te solliciteren als sportjournalist (lacht). Maar kijk, ‘t heeft toch wat opgeleverd. RTV, de Kempense regionale zender, gaf me de kans om als freelancer aan de slag te gaan. Die praktijkervaring heb ik een jaar lang gecombineerd met die opleiding journalistiek. Een perfecte mix, die ervoor zorgde dat ik nooit zonder job heb gezeten. Ik studeerde op 28 juni 2001 af en met dat diploma journalistiek op zak kon ik op 2 juli al met een vast contract aan de slag bij ROB-tv.

Ik geef nu zelf ook les aan de masteropleiding journalistiek op de HUB-KAHO, waar ik de lessen rond “Sportjournalistiek” verzorg. Een fijne nevenactiviteit bij mijn job als sportjournalist! Ik had trouwens eerder aan de slag kunnen gaan in de academische wereld. Nadat ik met grote onderscheiding aan de KU Leuven afstudeerde, polsten een aantal professoren of ik niet aan een doctoraat wou werken. Ik had toen echt mijn zinnen gezet op een job als sportjournalist en de beide combineren leek me niet haalbaar. Nu heb ik daar wel wat spijt van. Ik weet niet of ik vandaag nog dezelfde keuze zou maken. Misschien dat ik wel zou kiezen voor een bestaan als inspanningsfysioloog.

Scriptie: Heb je tot slot nog wat advies voor studenten die straks een thesis moeten afwerken?

Vangramberen: Mja, maar dan wel specifiek voor wie journalistiek studeert. Ik geef mijn studenten journalistiek steeds het volgende thesisadvies: a) zorg dat je scriptie goed is en b) zorg dat je het op tijd af hebt zodat je op vakantie kan gaan. Maar steek er ook niet té veel tijd in. Misschien dat het in andere opleidingen wel zo werkt, maar op een redactie wordt niemand binnengehaald omdat hij of zij een 18 op 20 haalt voor zijn scriptie. Praktijkervaring en assertiviteit, daar draait het in de journalistiek om. Maak ook daar werk van! 

Share this on: