Onderzoek naar het habitatgebruik van nachtzwaluwen (Caprimulgus europaeus) met behulp van radiotelemetrie in Bosland (Limburg)

Ruben
Evens

Big Brother voor de mysterieuze nachtzwaluw

De nachtzwaluw behoort tot de meest geheimzinnige en meest bedreigde diersoorten in Vlaanderen. Een beschermingsplan maken voor een vogelsoort die bovendien nauwelijks waarneembaar is, ligt dus niet voor de hand. Gelukkig schiet de technologie ons ter hulp.

Een mysterieuze vogelsoort

De nachtzwaluw is een nachtactieve vogelsoort die we hoofdzakelijk terugvinden in de  (voormalige-) heidegebieden van de Kempen. Hier voedt zij zich voornamelijk met nachtvlinders. De nachtzwaluw is een trekvogel die in Vlaanderen aanwezig is vanaf begin mei tot eind augustus en zich daar ook voortplant. Zij lijkt op een koekoek of kleine valk en verlaat haar schuilplaats pas wanneer de avond valt. Vaak kan je haar aanwezigheid enkel vaststellen door de metaalachtige ratelzang van de mannetjes. Overdag vertrouwt de nachtzwaluw op haar bruingrijze verenkleed dat dienst doet als camouflagepak. Zo blijven ze overdag volledig onvindbaar, zelfs wanneer je tot op enkele centimeters nadert.

De teloorgang van de leefgebieden

Heidegebieden vormen het geliefkoosde leefgebied van de nachtzwaluw in Vlaanderen. De heidegebieden ontstonden reeds tijdens de middeleeuwen doordat de mens zijn schapen liet grazen in de aanwezige bossen. Door de opkomst van de katoenindustrie werd schapenwol niet langer gebruikt voor het vervaardigen van kleding en zo verdwenen met de schapen ook de heideterreinen. Vervolgens zorgde de mens ervoor dat deze ‘onbruikbare’ gronden in snel tempo beplant werden met naaldbomen. Die waren nodig voor het stutten van gangen in de Limburgse steenkoolmijnen. De huidige, overgebleven heidegebieden in de Kempen bedekken minder dan 5% van de oorspronkelijke oppervlakte. Bovendien staan de resterende gebieden ook nog eens onder hoge druk door recreatie en versnippering door wegen. 

Het ultieme noodplan

De resterende leefgebieden van de nachtzwaluw zijn dus bijzonder klein en het aantal nachtzwaluwen is spectaculair gedaald. Daardoor moest deze mysterieuze soort dan ook toegevoegd worden aan de lijst waarop alle bedreigde dieren- en plantensoorten van Vlaanderen worden weergegeven.

Om ervoor te zorgen dat de nachtzwaluw kan blijven voortbestaan, is het noodzakelijk om de geschikte leefgebieden te herstellen. Maar door haar verborgen en nachtelijke levenswijze is de nachtzwaluw zeer moeilijk te bestuderen. Hierdoor ontbreekt voldoende wetenschappelijke kennis over de soort. Het is dan ook erg onduidelijk welke stappen we moeten ondernemen om het voortbestaan van de nachtzwaluw in Vlaanderen te verzekeren. Om een herstelplan op te stellen hebben we in deze studie onderzocht hoe het leefgebied van nachtzwaluwen is opgebouwd in een bosrijke omgeving.

Big Brother in actie

Dankzij nieuwe technologische snufjes konden de nachtzwaluwen zowel ’s nachts als overdag gelokaliseerd worden. Maar daarvoor moesten deze mysterieuze vogels eerst gevangen worden. Met behulp van mistnetten en het laten horen van de vooraf opgenomen zang werden uiteindelijk meer dan 30 nachtzwaluwen gevangen. ‘Mistnetten’ danken hun naam aan het feit dat zij bijna onzichtbaar zijn voor de vogels. Let wel, je mag enkel vogels vangen voor wetenschappelijk onderzoek indien je daar een toelating voor hebt!

Op de staart van verschillende nachtzwaluwen werd vervolgens een minuscuul zendertje van amper 1.4 gram gekleefd. Aangezien elk zendertje een uniek signaal uitzond, was het mogelijk individuele nachtzwaluwen te lokaliseren met behulp van een grote antenne. Het zoeken van gezenderde dieren met behulp van antennes wordt ook ‘radiotelemetrie’ genoemd.

Van mei tot september werd door 25 vrijwilligers meer dan 1000 uren naar nachtzwaluwen gezocht. Gedurende de nacht werd een route van ongeveer 3 uur doorheen het onderzoeksgebied gevolgd. Indien een signaal van een nachtzwaluw werd ontvangen, werd deze waarneming genoteerd. Zo werd een beeld gevormd over de plaatsen waar de vogels gingen foerageren, of met andere woorden voedsel zoeken. Overdag werd er naar de slaapplaatsen gezocht.  Dankzij het unieke signaal van de zendertjes, was het eindelijk mogelijk een glimp op te vangen de perfect gecamoufleerde, slapende nachtzwaluwen.

Plaats hen niet in een hokje

Met behulp van een GIS werden de waarnemingen van elke nachtzwaluw gebundeld. Een GIS of ‘een geografisch informatie systeem’ is een computerprogramma dat de grootte van de leefgebieden berekent en ze projecteert op een kaartje van de omgeving. De nachtelijke waarnemingen brachten uiteindelijk aan het licht dat de typische grootte van het leefgebied van nachtzwaluwen maar liefst 100 hectare, oftewel 153 voetbalvelden, omvatte. De kaartjes toonden aan dat er een sterke overlapping was tussen de leefgebieden van alle nachtzwaluwen. Koppeltjes beschikten dus helemaal niet over een klein, sterk afgebakend territorium waarbuiten zij zich niet waagden, of waarbinnen niemand welkom was.

Nachtzwaluw in je tuin

Verdere analyse van het leefgebied bracht nog andere belangrijke resultaten naar voren. Zo bleek enerzijds dat nachtzwaluwen vaak voedsel zochten buiten de bossen van onderzoeksgebied. Zij verplaatsten zich tussen de 1 tot 6 kilometer en vertoefden hierbij voornamelijk in natte weilanden of tuinen van omwonenden. Wanneer de nachtzwaluwen anderzijds aanwezig waren in het onderzoeksgebied verbleven zij nabij open plekken in het bos. Ten slotte was de afwezigheid van nachtzwaluwen in landbouwgebieden, zoals plaatsen waar men maïs teelt, opmerkelijk. Waarschijnlijk speelt de aan-/afwezigheid van voedsel een belangrijke rol in deze resultaten. In verdere studies zal dan ook onderzocht worden hoeveelheid insecten in deze gebieden voorkomen.

Belangrijke aanbevelingen

Technologische hulpmiddelen lieten toe om wetenschappelijk correcte informatie over de nachtzwaluw te verzamelen. Daardoor kunnen we belangrijke aanbevelingen doen om de soort er in Vlaanderen weer bovenop te helpen. Binnen de natuurgebieden is het herstel van open plekken en heide noodzakelijk. Buiten de natuurgebieden zal verder onderzocht moeten worden hoe men ook hier het leefgebied kan optimaliseren voor de nachtzwaluw. Hier spelen echter ook andere functies zoals landbouw, industrie en bewoning een belangrijke rol. Men zal in dus de drie functies met een natuurfunctie moeten laten versmelten. Laat het ‘hokjes denken’ dus maar achterwege, en probeer natuur te verweven in de andere noden van de maatschappij.

Bibliografie

 

  • Aebischer, N.J., Robertson, P.A. & Kenward, R.E. (1993). Compositional Analysis of Habitat Use From Animal Radio-Tracking Data. Ecology, 73 (5) : 1313-1325.
  • Aerts, R. & Berendse, F. (1988). The effect of increased nutrient availability on vegetation dynamics in wet heathlands. Vegetatio, 76 : 63-69.
  • Allemeersch, L., Geusens, J., Stevens, J. & Raskin, L. (1988). Heide in Limburg. Lannoo, Tielt, 119 p.
  • Anoniem (2011a). Informatie verkregen via de website van de International Union for Conservation of Nature www.countdown2010.net op 7 maart 2011.
  • Anoniem (2011b). Mina 3+: Verlies aan biodiversiteit. Informatie verkregen via de website www.lne.be op 7 maart 2011.
  • Anoniem (2011c). Informatie verkregen via de website van Bosland www.bosland.be op 8 maart 2011.
  • Anoniem (2011d). Informatie verkregen op de website van het Agentschap voor Natuur en Bos www.anb.be op 8 maart 2011.
  • Anoniem (2011e). Informatie verkregen via de website http://www.cbd.int/2010/welcome/ op 21 maart 2011.
  • Anoniem (2011f). Informatie verkregen via de website www.inbo.be op 11 april 2011.
  • Anoniem (2011g). Informatie verkregen via de website www.sovon.nl op 20 april 2011.
  • Alexander, I.H. (1983). Chick growth rates of the Nightjar (Caprimulgus europaeus) in South-East Dorset. Stour Ringing Group. Annual Report 1982.
  • Alexander, I.H. (1984). An examination of Nightjar movements in South-East Dorset. Stour Ringing Group. Annual Report 1983 : 28-37.
  • Alexander, I.H. (1985). Feeding techniques of the Nightjar (Caprimulgus europaeus) in South-East Dorset. Stour Ringing Group. Annual Report 1982.
  • Alexander, I.H. & Cresswell, B.H. (1989). Foraging by Nightjars Caprimulgus europaeus away from their nesting areas. Ibis, 132 : 568-574.
  • Baker, K. (1993). Identification Guide to Non-Passerines. London, Butler & Tanner, 332 pp.
  • Bauwens, D. & Claus, K. (1996). Verspreiding van amfibieën en reptielen in Vlaanderen. De Wielewaal, Turnhout, 192 pp.
  • Bauwens, D. (1999). Amfibieën en reptielen. In: Kuijken, E (red.). Natuurrapport 1999:Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud nr. 6, Brussel, pp. 60-64.
  • Bayens, L. (1985). Landschappelijke bodemassociaties van de provincie Limburg. Atlas van de Limburgse Broedvogels. De Belgische natuur- en Vogelreservaten vzw I.S.M. het Lisec, pp. 81-98.
  • Bennett, G. 2004. Integrating biodiversity conservation and sustainable use. Lessons learned from ecological networks. IUCN Gland, Switzerland and Cambridge, UK. vi + 51 pp.
  • Berry, R. (1979). Nightjar habitats and breeding in East Anglia. British Birds, 72 : 207-218.
  • Berry, R. & Bibby, C.J. (1981). A breeding study of Nightjars. British Birds, 74 (4) : 161-169.
  • Beyen D. (2000). Bosbeheer en biodiversiteit. Bosbeheer en Nachtzwaluwen. De boskrant, 30 : 5-10.
  • Bijlsma, R. (1989). De nachtzwaluw Caprimulgus europaeus op de Zuidwest-Veluwe. Vogeljaar, 37 : 286-305.
  • Bijlsma, R. (2006). Effecten van menselijke verstoring op grondbroedende vogels van Planken Wambuis. De Levende Natuur, 107 : 191-198.
  • BirdLife International (2011). Species factsheet: Caprimulgus europaeus. Downloaded from http://www.birdlife.org on 21/02/2011.
  • Bowden, D.G.R. & Green, R.E. (1991). The ecology of nightjars on pine plantations in Thetford forest. RSPB Research Department, 63 pp.
  • Brigham, R.M. & Barclay. R.M.R. (1992). Lunar Influence on Foraging and Nesting Activity of Common Poorwills (Phalaenoptilus nuttallii). The Auk, 109 (2) : 315-320.
  • Bühler, P. (1987). Zur Strategie des Beutefangs der Nachtschwalben (Caprimulgidae). Journal für Ornithologie. 125 (4) : 488-491.
  • Bult, H. (2002) Nachtzwaluwen Caprimulgus europaeus onder de rook van Antwerpen. Limosa, 75 : 91-102.
  • Burfield, I. & Van Bommel, F. (2004). Birds in Europe: Population estimates, Trends and conservation status. Birdlife International, Cambridge, 374 pp.
  • Burgess, N.D., Evans, C.E. & Sorensen, J. (1990). The management of lowland heath for nightjars at Minsmere, Suffolk, Great Britain. Journal of environmental management. 31 : 351-359.
  • Busink, P., Aerts, J., & Hilgers, L. (2000). De nachtzwaluw als broedvogel in het westelijk deel van landgoed de Utrecht en in de gemeentebossen van de gemeente Reusel-de ren (voorjaar/zomer 2000). Inventarisatierapport Vogelwerkgroep Midden-Brabant november 2000.
  • Cadbury, C.J. (1981). Nightjar census methods. Bird Study, 28 : 1-4.
  • Ceunen, K. (2004). Beheers- en inrichtingsplan van het domeinbos "De Vriesput". Onuitgegeven verhandeling, Katholieke Hogeschool Kempen, Industrieel Ingenieur en Biotechniek Geel, 125 pp.
  • Cleere, N. & Nurney, D. (1998). A Guide to the Nightjars and Related Nightbirds. Pica Press.
  • Conway, G., Wotton, S., Henderson, I., Langston, R., Drewitt, A., Currie, F. (2007). Status and distribution of European Nightjars Caprimulgus europaeus in the UK in 2004. Britisch Trust for Ornithology, Bird Study, 54 : 98-111.
  • Cowles, G.S. (1967). The plate of the Red-necked Nightjar Caprimulgus ruficollis with a description of a new feature. The Ibis, 109 : 260-265.
  • Cramp, S., Simmons, K.E.L., Perrins, C.M. (1985). The birds of the Western Palearctic. Volume IV. Oxford University Press, Oxford.
  • Cresswel, B. & Edwards, D. (in prep). Geolocators reveal wintering areas of European Nightjar (Caprimulgus europaeus).
  • Cresswell. B.H. (1986). The Nightjar Project: some results of the radiotracking work. Stour Ringing Group. Annual Report 1985, pp. 52-55.
  • Cresswell, B.H. (1987). Nightjars: A preview of some early results from analysis of 1986 data. Stour Ringing Group. Annual Report 1986, pp. 31-32.
  • Cresswell, B. (1996). Some aspects of their behaviour and conservation. British Wildlife, pp. 297-304.
  • Daunicht, W. (1985). Zum vorkommen des Ziegenmelkers (Caprimulgus europaeus) in Schleswig-Holstein und auf der ‘Fahlen Heide’in Niedersachsen. Corax, 11 (2) : 97-102.
  • De Bruyn L., 2003. Heide en vennen. In: Dumortier, M., De Bruyn, L., Peymen, J., Schneiders, A., Van Daele, T., Weyemberh, G., van Straaten, D. & Kuijken, E. 2003. Natuurrapport 2003: Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededeling van het Instituut voor Natuurbehoud nr. 21, Brussel, pp. 66-68
  • Decleer, K. (2007). Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee : habitattypen : dier- en plantensoorten. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, 2007(1). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek: Brussel : Belgium. ISBN 978-90-403-0267-1. 584 pp.
  • de Graaf, M.C.C., Verbeek, P.J.M., Cals, M.J.R. & Roelofs, J.G.M. (1994). Effectgerichte maatregelen tegen verzuring en eutrofiëring van matig mineraalrijke heide en schraallanden. Eindrapport monitoringsprogramma eerste fase. Vakgroep Oecologie. Katholieke Universiteit Nijmegen.
  • Denis, P., (1990). Geomorfologie van Limburg. In Berten, R. Natuur en Flora in Limburg, pp. 15-46.
  • De Knijf, G. & Anselin, A. (1996). Een gedocumenteerde Rode lijst van de libellen vanVlaanderen. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud (4), pp. 1-90.
  • Devos, K., Anselin, A. & Vermeersch, G. (2004). Een nieuwe Rode Lijst van de broedvogels in Vlaanderen. Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002 (ed. by Vermeersch, G., Anselin, A., Devos, K., Herremans, M., Stevens, J., Gabriëls, J., Van Der Krieken, B.). Instituut voor Natuurbehoud, Brussel, pp. 60-75.
  • Europese unie: Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand. PB L 103 van 25.4.1979, pp. 1–18.
  •  Europese unie: Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. PB L 206 van 22.7.1992, pp. 7.
  • Gabriëls, J. (1985). Atlas van de broedvogels in Limburg. Lisec, Bokrijk-Genk, 724 pp.
  • Gabriels, J., Stevens, J. & Van Sanden, P. (1994). Nachtzwaluw Caprimulgus europaeus in Broedvogelatlas van Limburg. Veranderingen in aantallen en verspreiding na 1985. Provincie Limburg Culturele aangelegenheden, Hasselt, pp. 161-163.
  • Gill, F.B. (2006). Ornithology (third edition), W.H. Freeman & Co Ltd, 720 pp.
  • Gimingham, C.H. & De Smidt, J.T. (1983). Heats as natura land semi-natural vegetation. In: Holzner, W., Werger, M.J.A. & Ikusima, I. (Ed.), Man’s impact on vegetation, Junk, Denhaag, pp. 185-199.
  • Gorissen, D. (2006). Beheerplan Pijnven. Agentschap voor Natuur en Bos, 127 pp.
  • Glutz Von Blotzheim, N.U. & Bauer, K.M. (1980). Caprimulgiformes-Nachtschwalbenartige. Handbuch der Vögel Mitteleuropas. Deel 9. Columbiformes-Piciformes. Wiesbaden, pp. 640-688.
  • Gribble, F.C. (1983). Nightjars in Britain and Ireland in 1981. Bird Study, 30 (3) : 165-176.
  • Hackett, S.J., Kimball, R.T., Reddy, S., Bowie, R.C.K., Braun, E.L., Braun, M.J., Chojnowski, J.L., Cox, W.A., Han, K., Harshman, J., Huddleston, C.J., Marks, B.D. Miglia, K.J., Moore, W.S., Sheldon, F.H., Steadman, D.W., Witt, C.C. & Yuri, T. (2008). A Phylogenomic Study of Birds Reveals Their Evolutionary History, Science, 320 (5884) : 1763-1768.
  • Hagemeijer, W.J.M. & Blair, M.J. (1997). The EBCC Atlas of European birds – Their distribution and abundance. Poyser, London.
  • Harrison Matthews, L., & Knight, M. (1969). De zintuigen van de Dieren. Aula-Reeks no. 411 Utrecht.
  • Heil, G.W & Diemont, W.H. (1983). Raised nutrient levels change heathland into grassland. Vegetatio, 53 : 113-120.
  • Heinroth, O. (1909). Beobachtungen bei der Zucht des Ziegenmelkers (Caprimulgus europaeus L.). Journal für Ornithologie, 57 : 56-83.
  •  Hens, M., Vanreusel, W., De Bruyn, L., Wils, C. & Paelinckx, D. (2005). Heide en vennen, in: Dumortier, M., De Bruyn, L., Hens, M., Peymen, J., Schneiders, A., Van Daele, T., Van Reeth, W., Weyemberh, G. & Kuijken, E. (2005). Natuurrapport 2005: toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, 24 : 170-178.
  • Hermy, M., De Blust, G & Slootmaekers, M. (2004). Natuurbeheer. Uitgeverij Davidsfonds i.s.m. Argus vzw, Natuurpunt vzw en het IN Leuven, 452 pp.
  • Howes, C.A. (1978). Notes on the food and feeding mechanisms of a Nightjar from Thorne. Naturalist. 103 : 28-29.
  • Indeherberg, M., Gabriëls, J. & van de Genachte, G. (2002). Onderzoek naar de opbouw van een duurzame populatie nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus) in de provincie Limburg – eindrapport. Aeolus in opdracht van Aminal, 98 pp.
  • Indeherberg, M., De Greef, J., Janssen, L., Gorissen, D., De Coster, K., Heyn, M.,
  • Verheyen, W., Van De Genachte, G., & Wallays, L. (2006). Visieontwikkeling voor
  • openbare bossen Lommel en Hechtel-Eksel, m.i.v. het Domeinbos Pijnven: Eindrapport. l.S. Agentschap Natuur en Bos, 79 pp..
  • Jacob, J.P., Dehem, C., Burnel, A., Dambiermont, J.L., Fasol, M., Kinet, T., Van der Elst, D. & Paquet, J.Y. (2010). Atlas des oiseaux nicheurs de Wallonie. Aves et Département de l’Etude du milieu Naturel et Agricol, 524pp.
  •  Janssen, L. & Mensink, C. (2002). Aanpassing van de GIS User Interface voor het berekenen van de overschrijdingen van kritische lasten op basis van gevoeligheidskaarten en OPS-depositieberekeningen. Rapport 2002/TAP/R044, Vito, Mol.
  •  Jetz, W., Steffen, J. & Linsenmair, K.E. (2003). Effects of Light and prey availability on nocturnal, lunar and seasonal activity of tropical nightjars. Oikos, 103 : 627-639.
  •  Jiguet, F., Arroyo, B. & Bretagnolle, V. (2000). Lek mating systems: a case study in the Little Bustard Tetrax tetrax. Elsevier, Behavioural Processes, 51 : 63-82.
  • Kenward, RE., Walls, SS., South, AB. &  Casey, NM. (2008). Ranges8: For the analysis of tracking and location data. Online manual. Anatrack Ltd. Wareham, UK.
  • Koffijberg, K., van Kleunen, A., Majoor, F. & Kurstjens, G. (2007). Evaluatie van de effectiviteit van beschermingsmaatregelen voor Kwartelkoningen in Nederland. SOVON onderzoeksrapport 2007/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen, 52pp.
  • Kraak W-K. (1989). Een nieuwe kijk op een oeroud verhaal. Het Vogeljaar, 37 : 316-321.
  • Kalkhoven, J.T.R., Van Apeldoorn, R.C. & Foppen, R.P.B. (1995). Fauna en natuurdoeltypen: minimumoppervlakte voor kernpopulaties van doelsoorten zoogdieren en vogels. IBN – Rapport 193, Instittuur voor Bos- en Natuuronderzoek, Wageningen, 134 pp.
  • Kuyk, F. (1984). Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus) op Flakkee. Limosa,  57(2) : 66-67.
  • Lack, L.D. (1932). Some breeding-habits of the European Nightjar. The Ibis, 74 : 266-284.
  • Langouche, D., Wiedemann, T., Van Ranst, E., Neirynck, J. & Langohr, R. (2002). Berekening en kartering van kritische lasten en overschrijdingen voor verzuring en eutrofiëring in bosecosystemen in Vlaanderen. In: Neirynck J., de Ridder K., Langouche D., Wiedeman T., Kowalski A., Ceulemans R., Mensink C., Roskams P., Van Ranst E. Bepaling van de verzuring- en vermestinggevoeligheid van Vlaamse bossen met gemodelleerde depositiefluksen. Eindverslag van project VLINA 98/01, studie uitgevoerd voor rekening van de Vlaamse gemeenschap binnen het kader van het Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling in opdracht van de Vlaamse minister bevoegd voor Natuurbehoud, Gent, pp. 65-100.
  • Langston, R.H.W., Wotton, S.R., Conway, G.J., Wright, L.J., Mallord, J.W. Currie, F.A., Drewitt, A.L., Grice, P.V., Hoccom, D.G. & Symes, N. (2007.a) Nightjar Caprimulgus europaeus and Woodlark Lullula arborea – Recovering species in Britain? Ibis, 149 : 250-260.
  • Langston, R.H.W., Liley, D., Murison, G., Woodfield, E. & Clarek, R.T. (2007b). What effect do walkers and dogs have on the distribution and productivity of breeding European Nightjar Caprimulgus europaeus. Ibis, 149 : 27-36
  • Lehtonen, L. (1951). Zur herbstlichen Ethologie des Ziegenmelkers Caprimulgus e. europaeus L.. Ornis Fennica, 28 (4) : 89-109.
  • Leitl, R., Metz, J., Rodler, A., von Lindeiner, A., Wimmer, B. & Peuser, S. (1996). Der Ziegenmelker (Caprimulgus europeaus) im Naturpark Hessenreuther und Manteler Wald mit Parkstein 1996. Erfassung der Brutbestände im Manteler Forst und Schutzkonzept.
  • Lensink, R., Schermerhorn, P. & Vogel, R. (1989). Het voorkomen van Nachtzwaluwen Caprimulgus europaeus als broedvogel op de Zuidoost Veluwe. Het Vogeljaar, 37 : 286-305.
  • Levins, R. (1969). Some demographic and genetic consequences of environmental heterogeneity for biological control. Bulletin of the Entomological Society of America,  15 : 237 – 240.
  • Liley, D. & Clarke, R.T. (2003). The impact of urban development and human disturbance on the numbers of nightjar Caprimulgus europaeus on heathlands in Dorset, England. Biological Conservation, 114 : 219-230.
  • Lippens, L., Wille, H. (1972). Atlas van de vogels in België en West-Europa. Tielt, Lannoo, 846 pp.
  • Locher, A. (1957). Die Nachtschwalbe. Leben und Umwelt, 14 (2) : 31-37.
  • Maes, D. & Van Dyck, H. (1996). Een gedocumenteerde Rode lijst van de dagvlinders van Vlaanderen. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 1996 (1), 154 pp.
  • Maes, D. & Van Dyck, H. (1999). In: Kuijken, E. (red.) Natuurrapport 1999: Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud nr. 6, Brussel, pp. 73-78.
  • Mallord, J.W., Dolman, P.M., Brown, A.F. & Sutherland, W.J. (2007). Linking recreational disturbance to population size in a ground-nesting passerine. Journal of applied ecology, 44 : 185-195.
  • Mannaert, A. & Verheyen, W. (2005). Bosbeheerplan. Gemeentebossen Hechtel-Eksel. Aeolus-rapport 04ghk75.
  • Maréchal, P. (1989a). Enige gegevens over het voorkomen en de trek van de Nachtzwaluw Caprimulgus europaeus in Europa en Afrika. Het Vogeljaar, 37 : 242-250.
  • Maréchal, P. (1989b). Over een aantal vooroordelen van de mens en moderne gevaren voor Nachtzwaluwen Caprimulgus europaeus. Het Vogeljaar, 37 : 306-311.
  • Maréchal, P. (1989c). Foerageergedrag, voedselkeuze en de relatie met milieuomstandigheden bij Nachtzwaluwen Caprimulgus europaeus. Het Vogeljaar, 37 : 345-356.
  • Maréchal, P. (1989.d). Mimicry en antipredatorgedrag bij Nachtzwaluwen (Caprimulgus europaeus. Het Vogeljaar, 37 : 271-273.
  • Mather, J. (1986). The Birds of Yorkshire. London, Sidney, Dover, New-Hampshire, 624 pp.
  • Matthé, L. (1982). Nachtzwaluwen (Caprimulgus europaeus) in Vlaanderen in 1981: verspreiding, biotoopkeuze, oorzaken van achteruitgang. Wielewaal, 48 : 243-255.
  • Meykens, J. &Vereecken, H. (2001). Ontwikkeling en integratie van gevoeligheidskaarten voor verzuring en vermesting van ecosystemen in Vlaanderen. BDB, KULeuven, VMM.
  • Mills, A.M. (1986). The influence of moonlight on the behavior of goatsuckers (Caprimulgidae). The Auk, 103 : 370-378.
  • Morris, A., Burges, D., Fuller, R.J., Evans, A.D., Smith, K.W., (1994). The status and distribution of Nightjars Caprimulgus europaeus in Britain in 1992 – a report to the British Trust for Ornithology. Bird Study, 41 : 181-191.
  • Murison, G. (2002). The impact of human disturbance on the breeding success of nightjar Caprimulgus europaeus on heathlands in south Dorset, England. English Nature Peterborough, 43pp.
  • Nicol, J.A.C. & Arnott, H.J. (1974). Tapeta lucidum in the eyes of goatsuckers (Caprimulgidae). Proc. R. Soc. Lond., 189 : 349-352.
  • Odé, B., Groen, K. & De Blust, G. (2001). Het Nederlandse en Vlaamse heidelandschap. De Levende Natuur, 102 : 145-149.
  • Overloop, S., Bossuyt, M., Ducheyne, S., Dumortier, M., Eppinger, R., Van Gijseghem, D., Van Hoof, K., Vogels, N., Vanden Auweele, W., Wustenberghs, H. & D’hooghe, J. (2007). Achtergronddocument 2007 Vermesting. Vlaamse Milieumaatschappij, www.milieurapport.be.
  • Peiponen, V.A. (1964). Zur Bedeutung der Olkugeln im Farbensehen der Sauropsiden. Annales Zoologici Fennici I., pp. 281-302.
  • Peiponen, V.A. (1965). On Hyperthermia and torpidity in the Nightjar (Caprimulgus europaeus L.). Annales Academae Scientiarum Fennica, Series A. IV Biologica, 87 : 3-15.
  • Peiponen, V.A. (1966). The diurnal heterothermy of Nightjar (Caprimulgus europaeus L.) in light conditions of southern Finland. Annales Zoologici Fennici, 7 : 239-250.
  • Peiponen, V.A. & Bosley, A. (1964). Torpidity in a captive European Nightjar (Caprimulgus europaeus L.). Ornis Fennica, 41 : 40-42.
  • Peymen, J., Monden, S., Honnay, O., Jacquemyn, H. & Piessens, K. (2005). Versnippering. In: Dumortier, M., De Bruyn, L., Hens, M., Peymen, J., Schneiders, A., Van Daele, T., Van Reeth, W., Weyemberh, G. & Kuijken, E. (2005). Natuurrapport 2005: toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, 24 : 170-178.
  • Peymen, J., Adriaens, T., De Beck, L. & Decleer, K. Vlaams Ecologisch Netwerk. In: Dumortier, M., De Bruyn, L., Hens, M., Peymen, J., Schneiders, A., Van Daele, T. & Van Reeth, W. (red.) (2007). Natuurrapport 2007: Toestand van de natuur in Vlaanderen: cijfers voor het beleid. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek nr. 4, Brussel pp. 38-55.
  • Pitelka, F.A. (1959). Numbers, breeding schedule, and territory in pectoral sandpipers of Northern Alaska. Condor. 61 : 233-264.
  • Post, F. (1989). Het voorkomen van de Nachtzwaluw Caprimulgus europaeus in het midden van Noord-Brabant. Het Vogeljaar, 37 : 335-344.
  • Ravenscroft, N.O.M. (1989). The status and habitat of the nightjar Caprimulgus europaeus in costal Suffolk. Bird Study, 36 : 161-169.
  • Rebbeck, M., Corrick, R., Eaglestone, B. & Stainton, C. (2001) Recognition of individual European Nightjars (Caprimulgus europaeus) form their song. Ibis, 143 : 468-475.
  • Reijnen, R. & Koolstra, B. (1998). Evaluatie van de ecologische verbindingszones in de provincie Gelderland. IBN rapport 372, IBN-DLO, Wageningen.
  • Reinsch, A. (1970). Störungsjahre beim Ziegenmelker (Caprimulgus europaeus). Die Vogelwelt, 91 : 198 -199.
  • Roelofs, J.G.M. (1986). The effect of airborne sulphur and nitrogen deposition on aquatic an terrestrial heathland vegetation. Experimentia, 42 : 372-377.
  • Schepens, F. & van Asseldonk, E. (1989). De nachtzwaluw Caprimulgus europaeus als broedvogel in Limburg. Het Vogeljaar, 37 : 322-332.
  • Schlegel, R., (1967). Die Ernährung des Ziegenmelkers, seine wirthschaftliche und seine Siedlungdichte in einem Oberlausitzer Kiefernrevier. Vogelkunde, 13 : 145-190.
  • Schlegel, R. (1969). Der Ziegenmelker (Caprimulgus europaeus L.) in der Oberlausits. Abhandlungen und Berichte des Naturkundemueum Görlitz, 48 (9) : 1-6.
  • Schlegel, R. (1994). Der Ziegenmelker. Die Neue Brehm-Bücherei BD. 406, Westarp Wissenschaften Magdebrug.
  • Scott, W.G., Jardine, D.C., Hills, G. & Sweeny, B. (1998). Changes in nightjar Caprimulgus europaeus population in upland forests in Yorkshire. Bird Study, 45 : 219-225.
  • Segers, F. (1948). Broedvogels in de Kempen. Antwerpen, De Nederlandse boekhandel, 236 pp.
  • Sierdsema, H. (1995). Broedvogels en Beheer. Het gebruik van broedvogelgegevens in het beheer van bos- en natuurterreinen. SBB-rapport 1995-1, SOVON-onderzoeksrapport 1995/04. SOVON Vogelonderzoek Nederland Driebergen/beek-Ubbergen, 54 pp.
  • Sierro, A., (1991). Ecologie de l’Engoulevent, Caprimulgus europaeus, en Valais (Alpes suisses): biotopes, répartition spatiale et protection. Nos Oiseaux, 41 : 209-235.
  • Sloendregt, M. (2009). Inventarisatie naar het voorkomen van nachtzwaluwen (Caprimulgus europaeus) in 2009 in het Leenderbos en Groote Heide (Boswachterij Leende) door vogelwerkgroep de Kempen in opdracht van Staatsbosbeheer Leende. Vogelwerkgroep De Kempen, 13 pp.
  • Smith, P. G. 2003. Compos Analysis, version 5.1 standard [software]. Smith Ecology Ltd., Abergavenny, UK.
  • Stülcken, K. & Brüll H. (1938). Vom Nestleben der Nachtschwalbe (Caprimulgus e. europaeus). Journal für Ornithologie, 86 : 59-73.
  • Svensson, L., Grant, P.J., Mullarney, K. & Zetterstörm, D. (2005). ANWB Vogelgids van Europa. Tirion Uitgevers BV Baarn. 400 pp.
  • Timmerman, A. (1989). De nachtzwaluw Caprimulgus europaeus in het noorden van Nederland. Het Vogeljaar, 37 : 251-257.
  •  Todd, L.D., Poulin, R.G. & Brigham, R.M. (1998). Diet of common nighthawks (Chordeiles minor: Caprimulgidae) relative to prey abundance. American Midland Naturalist. 139 (1) : 20-28.
  •  van de Berg, L.J.L., Dorland, E., Vergeer, P. Hart, M.A.C., Robbink, R. & Roelofs, J.G.M. (2005). Decline of acid-sensitive species in heathlands can be attributed to ammonium toxicity in combination with low pH. New Phytologist, 166 (2) : 551-564.
  • Vandenbussche, V., T'jollyn, F., Leten, M., & Hoffmann, M. (2002). Systematiek van natuurtypen voor de biotopen heide, moeras, duin, slik en schor. Deel 7: Heide en landduinen. Verslag van het Instituut voor Natuurbehoud, (2002). Instituut voor Natuurbehoud, Brussel, Belgium, 120 pp.
  • Van Havre, G.C.M. (1928). Les Oiseaux de la Faune Belge, Bruxelles, M. Lamtertin.
  • van Kleunen, A., Sierdsema, H., Nijssen, M., Lipman, V. & Groenendijk, D., (2007). Het jaar van de nachtzwaluw 2007. SOVON-onderzoeksrapport 2007/10. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen, 58 pp.
  • Verboom, J., Foppen, R., Chardon, P., Opdam, P. & Luttikhuizen, P. (2001). Introducing the key path approach for habitat networks with persistent populations: an example for marschland birds. Biological Conservation, 100 : 89 – 101.
  •  Vermeersch, G., Devos, K., Herremans, M., Stevens, J., Gabriëls, J. & Van der Krieken, B. (2004). Atlas van de Vlaamse broedvogels: 2000-2002. Mededeling van het Instituut voor Natuurbehoud, 23. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel-Belgium, 496 pp.
  • Vermeersch, G. & Anselin, A. (2009). Broedvogels in Vlaanderen in 2006-2007. Recente status en trends van Bijzondere Broedvogels en soorten van de Vlaamse Rode Lijst en/of Bijlage I van de Europese Vogelrichtlijn. Mededeling van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek nr. 3, Brussel.
  • Verstraeten, G., & Verheyen, K. (2008). Habitatvoorkeur van nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus) in het gewestbos Pijnven te Hechtel-Eksel en implicaties voor het beheer. Scriptie voorgedragen tot het behalen van de graad van Bio-Ingenieur in het land-en bosbeheer, 144 pp.
  • Waterinckx, M. & Roelandt, B. (2001). De bosinventaris van het Vlaamse Gewest. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos & Groen, Brussel, 486 pp.
  • Weaving, M.J., White, G.J., Isaac, B. & Cooke, R. (2011). The distribution of three nocturnal bird species across a suburban-forest gradient. Emu. 111(1) : 52-58.
  •  Wichmann, G. (2004). Habitat use of nightjar (Caprimulgus europaeus in an Austrian pine forest. Journal of Ornithology, 154 : 69-73.
  • Wils, C., Paelinckx, D., Adams, D., Berten, Y., Bosch, H., De Knijf, G., De Saeger, S., Demolder, H., Guelinckx, R., Lust, P., Scheldeman, K., T'jollyn, F., Van Hove, M., Vandenbussche, V. & Vriens, L. (2004). Biologische waarderingskaart en natuurgerichte bodembedekkingkaart van het vlaamse gewest: integratie van de bwk en vereenvoudiging tot een 90- en 32- delige legende (80% bwk, versie 2 van 1997 tot 2003 en 20% bwk, versie1). Rapporten van het instituut voor natuurbehoud, 2004(8). Instituut voor Natuurbehoud, Brussel, Belgium. 39 pp.
Download scriptie (16.53 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2011