De (on)feilbare strafrechtspleging. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de controlemechanismen in België en Nederland ter preventie en aanpak van gerechtelijke dwalingen

Hendrik
Natens

Er kan gesproken worden van een gerechtelijke dwaling wanneer een feitelijk onschuldige persoon strafrechtelijk veroordeeld wordt voor een bepaald misdrijf dat hij niet heeft gepleegd of dat niet heeft plaatsgevonden. Hoe frequent gerechtelijke dwalingen voorkomen kan niet precies bepaald worden. Vermoedelijk blijven immers veel gerechtelijke dwalingen onontdekt. Wat wel met zekerheid kan gesteld worden, is dat ieder rechtssysteem geconfronteerd wordt met dit probleem. Geen enkel rechtssysteem is onfeilbaar, daar menselijke fouten nooit uit te sluiten zijn. Bovendien zijn gerechtelijke dwalingen moeilijk te vermijden. Vaak liggen immers verschillende oorzaken aan de grondslag ervan.

Gerechtelijke dwalingen vormen aldus een universeel en moeilijk aan te pakken probleem. Bovendien kan de impact van een gerechtelijke dwaling zowel op persoonlijk als op maatschappelijk vlak groot zijn. De negatieve gevolgen zullen uiteraard in de eerste plaats voelbaar zijn voor de onterecht veroordeelde en zijn naasten. Daarnaast kan een gerechtelijke dwaling ook de veiligheid van de gemeenschap en de geloofwaardigheid van het rechtssysteem in het gedrang brengen.

Bijgevolg dient ieder rechtssysteem te voorzien in een aantal wettelijke en buitenwettelijke controlemechanismen die gerechtelijke dwalingen enerzijds kunnen voorkomen en anderzijds kunnen aanpakken. De controlemechanismen ter preventie moeten gericht zijn op de oorzaken van gerechtelijke dwalingen, zodat onterechte veroordelingen tot een minimum beperkt worden. Te strikte waarborgen zijn echter eveneens niet aan te raden, aangezien dit zou kunnen leiden tot andere “miscarriages of justice”, zoals de vrijspraak van feitelijk schuldigen. De controlemechanismen ter aanpak van gerechtelijke dwalingen moeten het dan weer mogelijk maken om vermeende gerechtelijke dwalingen te kunnen onderzoeken en in voorkomend geval te remediëren. Ook hier moet echter omzichtig omgesprongen worden met de mechanismen. Te ruime mogelijkheden om strafrechtelijke veroordelingen te heronderzoeken, zullen immers nefast zijn voor het rechtssysteem.

Deze masterscriptie onderzocht de wettelijke en buitenwettelijke controlemechanismen ter preventie en aanpak van gerechtelijke dwalingen in België en Nederland. Vooreerst kan het principe van de wapengelijkheid en het bijhorende recht op tegenspraak ertoe leiden dat gerechtelijke dwalingen vermeden worden. Het inzagerecht en het recht om bijkomende onderzoekshandelingen te verzoeken stellen de verdachte immers in de mogelijkheid om zowel tijdens het onderzoek als ter zitting actief te kunnen bijdragen tot de waarheidsvinding.

Vervolgens kan ook een correct uitgevoerd verhoor een belangrijke rol spelen in de preventie van gerechtelijke dwalingen. Ongeoorloofde verhoortechnieken of een gebrekkige naleving van de rechten van de verdachte tijdens het verhoor kunnen immers aanleiding geven tot valse en gedwongen bekentenissen, die op hun beurt tot een gerechtelijke dwaling kunnen leiden.

Wat de rechten van de verdachte tijdens het verhoor betreft, zorgde het Salduz-arrest van het EHRM tot verregaande wetswijzigingen in beide landen, die in Nederland evenwel nog in werking moeten treden. Een arrest van de Hoge Raad verzekert echter voorlopig de naleving van de voorschriften. De belangrijkste rechten van de verdachte tijdens het verhoor zijn het recht om geen zelf-incriminerende verklaringen af te leggen, het zwijgrecht, het recht op voorafgaand vertrouwelijk overleg met een advocaat en het recht op bijstand van een advocaat tijdens het verhoor. Vooral deze laatste twee rechten kunnen bijdragen tot de preventie van gerechtelijke dwalingen. Het voorafgaand vertrouwelijk overleg kan de advocaat aanwenden om zijn cliënt te wijzen op zijn rechten, hem voor te bereiden op het stressvolle verhoor en de aangewezen strategie te bespreken. De bijstand van de advocaat tijdens het verhoor biedt dan weer een bijkomende waarborg dat het verhoor op een correcte manier zal verlopen, zonder ongeoorloofde druk van de ondervragers en met naleving van alle rechten.

De auditieve of audiovisuele opname van het verdachtenverhoor kan eveneens nuttig zijn ter voorkoming van gerechtelijke dwalingen. Zo is er immers meer controle mogelijk op het correcte verloop van het verhoor en de omstandigheden waarin een bekentenis werd afgelegd, waardoor de geloofwaardigheid ervan beter beoordeeld kan worden.

Tot slot kunnen ook correct uitgevoerde DNA-testen gerechtelijke dwalingen helpen voorkomen. Er wordt tegenwoordig immers veel waarde toegekend aan bewijsmateriaal afkomstig uit DNA-testen. De correcte uitvoering ervan zal bijgevolg cruciaal zijn om te komen tot een inhoudelijk correcte beslissing omtrent iemands schuld.

De controlemechanismen ter aanpak moeten dan weer toelaten om de correctheid van een veroordeling te onderzoeken en eventueel te corrigeren. Het hoger beroep in België en Nederland kan deze functie vervullen, daar dit een bijkomende legale en feitelijke controle op de rechterlijke beslissing uit eerste aanleg impliceert. De confrontatie tussen het eerste vonnis en de bevindingen uit het hoger beroep kunnen leiden tot een correctere kijk op de zaak.

Tot slot voorzien zowel België als Nederland in de mogelijkheid tot herziening van een in kracht van gewijsde gegane veroordeling. De belangrijkste grond waarop een verzoek tot herziening kan steunen vormt het ‘novum’. Nieuwe feiten die zijn opgedoken sinds de veroordeling en die allicht hadden geleid tot een andere uitkomst kunnen aldus ingeroepen worden ter herziening van deze veroordeling. Op die manier kunnen gerechtelijke dwalingen geremedieerd worden.

Het is aldus duidelijk dat zowel België als Nederland voorzien in een aantal controlemechanismen ter preventie en aanpak van gerechtelijke dwalingen. Desalniettemin kunnen gerechtelijke dwalingen nooit volledig uitgesloten worden. Als laatste aanbeveling kan vanuit het adagium “voorkomen is beter dan genezen” gesteld worden dat rechtssystemen voornamelijk dienen te investeren in controlemechanismen ter preventie van gerechtelijke dwalingen. Verder onderzoek zou zich dan ook hierop kunnen toespitsen. Wanneer de preventie alsnog tekortschiet, moeten er adequate middelen openstaan om de gerechtelijke dwaling te corrigeren.

Bibliografie

1. Wetgeving

1.1. Internationaal

Art. 14, lid 5 IVBPR.

 

1.2. Europees

Art. 6 EVRM.

Art. 2 Zevende Protocol bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 22 november 1984, Tractatenblad 1985, 2.

Richtlijn Europees Parlement en Raad nr. 2013/48/EU, 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming, PB 6 november 2013, L 294/1.

 

1.3. Belgisch

Wetboek van Strafvordering

Strafwetboek

Wet 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, BS 14 augustus 1990, 15.779.

Wet 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, BS 2 april 1998, 10.027.

Wet 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken, BS 20 mei 1999, 17.547.

Wet 13 augustus 2011 tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan, BS 5 september 2011, 56.347.

KB 10 mei 2006 houdende de vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, BS 30 mei 2006, 27.086.

Verslag namens de Commissie voor de Justitie uitgebracht door mevrouw Fauzaya Talhaoui, Parl.St., Kamer 2001-2002, nr. 1590/004, 33 p.

Voorstel van wet (M. TAELMAN en R. TORFS) tot wijziging van de artikelen 443 en 445 van het Wetboek van strafvordering met betrekking tot de herziening in strafzaken, Parl. St. Senaat 2011-12, nr. 5-1627/1.

Salduz-gedragscode 7 december 2011 na afkondiging van de wet consultatie- en bijstandsrecht van 13 augustus 2011, http://www.elfri.be/sites/default/files/Salduz-gedragscode%20NL[1].pdf.

 

1.4. Nederlands

Wetboek van Strafvordering (NL).

Wet van 18 juni 2012 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de regeling betreffende herziening ten voordele van de gewezen verdachte, Stb. 2012, 275 (NL).

Besluit 27 augustus 2001 houdende nadere regels over het DNA-onderzoek in strafzaken, Stb. 2001, 400 (NL).

Art. 2 Instellingsbesluit Commissie evaluatie afgesloten strafzaken van 13 april 2006, Stcrt. 2006, nr.74 (NL).

Aanwijzing 1 januari 2013 auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten, http://wetten.overheid.nl/BWBR0032552/2013-01-01 (NL).

Voorstel van wet ter Implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming, Tweede Kamer der Staten-Generaal 2014-15, www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?id=2015Z02976&do… (NL).

Voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met aanvulling van bepalingen over de verdachte, de raadsman en enkele dwangmiddelen, Tweede Kamer der Staten-Generaal 2014-15, www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?id=2015Z02981&do… (NL).

 

2. Rechtspraak

2.1. Europees

EHRM 26 maart 1982, nr. 8269/78, Adolf/Oostenrijk.

EHRM 6 mei 1985, nr. 8658/79, Bönisch/Oostenrijk.

EHRM 29 mei 1986, nr. 8562/79, Feldbrugge/Nederland.

EHRM 6 december 1988, nr. 10590/83, Barbera, Messegue en Jabardo/Spanje.

EHRM 26 maart 1996, nr. 20524/92, Doorson/Nederland.

EHRM 17 december 1996, nr. 19187/91, Saunders/Verenigd Koninkrijk.

EHRM 18 december 1996, nr. 21987/93, Aksoy/Turkije.

EHRM 23 april 1997, nr. 21363/93, Van Mechelen/Nederland

EHRM 25 maart 1998, nr. 23103/93, Belziuk/Polen.

EHRM 9 juni 1998, nr. 22496/93, Tekin/Turkije.

EHRM 16 februari 2000, nr. 29777/96, Fitt/Verenigd Koninkrijk.

EHRM 16 februari 2000, nr. 27052/95, Jasper/Verenigd Koninkrijk.

EHRM 7 juni 2001, nr. 39594/98, Kress/Frankrijk.

EHRM 5 november 2002, nr. 32576/96, Wynen/België.

EHRM 20 mei 2005, nr. 6569/04, Arigo en Vella/Malta.

EHRM 13 april 2006, nr. 75699/01, Vaturi/Frankrijk.

EHRM 27 november 2008, nr. 36391/02, Salduz/Turkije.

ECRM 6 oktober 1976, nr. 7306/75, X/Verenigd Koninkrijk.

 

2.2. Belgisch

GwH 14 februari 2013, nr. 7/2013.

Cass. 18 april 1966, Pas. 1966, I, 1046.

Cass. 23 augustus 1966, Pas. 1966, I, 1418.

Cass. 14 mei 1980, RW 1980-81, 1658.

Cass. 25 januari 1984, Arr. Cass. 1983-84, 279.

Cass. 11 december 1984, Pas. 1985, I, 452.

Cass. 13 mei 1986, Arr. Cass. 1985-86, 556.

Cass. 4 mei 1988, Arr. Cass. 1987-88, 545.

Cass. 25 april 1996, AR P.95.1490.N.

Cass. 16 oktober 1996, AR P.96.1278.F.

Cass. 26 oktober 1999, AR P.99.1351.N.

Cass. 5 januari 2000, AR P.99.1085.F.

Cass. 31 oktober 2000, AR P.00.1280.N.

Cass. 5 december 2000, AR P.99.0195.N.

Cass. 31 juli 2001, AR P.01.1011.F.

Cass. 11 december 2001, AR P.01.1535.N.

Cass. 20 november 2002, AR P.02.0708.F.

Cass. 19 februari 2003, AR P.02.1400.F.

Cass. 29 april 2003, AR P.02.1461.N.

Cass. 13 september 2005, AR P.05.0657.N.

Cass. 25 april 2006, AR P.06.0555.N.

Cass. 6 september 2006, AR P.06.0889.F.

Cass. 13 februari 2007, AR P.06.1533.N.

Cass. 14 juli 2009, AR P.09.1076.N.

Cass. 10 maart 2010, AR P.09.1899.F.

Cass. 9 augustus 2011, AR P.11.1401.F.

Cass. 19 december 2012, AR P.12.1310.F.

 

2.3. Nederlands

HR (NL) 22 juni 1982, Nederlandse Jurisprudentie 1983, 104.

HR (NL) 19 april 1988, Nederlandse Jurisprudentie 1989, 16.

HR (NL) 13 mei 1997, Nederlandse Jurisprudentie 1998, 152.

HR (NL) 22 september 1998, Nederlandse Jurisprudentie 1999, 104.

HR (NL) 9 mei 2000, Nederlandse Jurisprudentie 2000, 521.

HR (NL) 3 maart 2015, Nederlandse Jurisprudentie 2015, 311.

HR (NL) 22 december 2015, Nederlandse Jurisprudentie 2016, 52.

 

3. Rechtsleer

3.1. Boeken

BOCKSTAELE, M., DEVROE E. en PONSAERS, P. (eds.), Salduz-bijstand van advocaten bij verhoren, Antwerpen, Maklu, 2011, 361 p.

BOCKSTAELE, M. en PONSAERS, P. (eds.), Salduz Plus: Aandachtspunten bij de implementatie van de EU-richtlijn 2013/48, Antwerpen, Maklu, 2015, 308 p.

BORGERS, M., DUKER, M. en STEVENS, L. (eds.), Politie in beeld – Liber amicorum Jan Naeyé, Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2009, 384 p.

BOSLY, H. en VANDERMEERSCH, D., Droit de la procédure pénale, Brugge, Die Keure, 2001, 1098 p.

CLEIREN, C., CRIJNS, J. en VERPALEN, M. (eds.), Strafvordering – Tekst & Commentaar, Deventer, Kluwer, 2015, 3313 p.

CONNORS, E., LUNDREGAN, T. en MILLER, N., Convicted by juries, exonerated by science: case studies in the use of DNA evidence to establish innocence after trial, Washington (D.C.), National institute of justice, 1996, 85 p.

CORSTENS, G., Het Nederlandse strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2008, 964 p.

CORSTENS, G. en BORGERS, M., Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2014, 1091 p.

COTTERRELL, R., “Comparative law and legal culture” in REIMANN, M. en ZIMMERMANN (eds.), The Oxford handbook of comparative law, Oxford, Oxford University Press, 2006, 709-737.

CROMBAG, H., “Ook rechters maken menselijke fouten” in P. VAN KOPPEN (ed.), Het hart van de zaak. Psychologie van het recht, Deventer, Gouda Quint, 1997, 561-577.

DANNEMANN, G., “Comparative law: study of similarities or differences?” in REIMANN, M. and ZIMMERMANN (eds.), The Oxford handbook of comparative law, Oxford, Oxford University Press, 2006, 383-419.

DECAIGNY, T., Tegenspraak in het vooronderzoek, Antwerpen, Intersentia, 2013, 719 p.

DECLERCQ, R., Beginselen van strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2014, 1892 p.

DE HERT, P., DECAIGNY, T. en COLETTE, M., De wet consultatie- en bijstandsrecht (Salduz-wet), Mechelen, Kluwer, 2011, 755 p.

DE WOLF, D., De rol van de rechter bij de waarheidsvinding in de correctionele procedure. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar Belgisch, Frans en Nederlands recht, Brugge, Die Keure, 2010, 713 p.

DREESEN, J. en WERBROUCK, Y., Praktisch strafprocesrecht, Berchem, De Boeck, 2014, 304 p.

FEELY, M.M., “Comparative criminal law for criminologists: comparing for what purpose?” in NELKEN, D. (ed.), Comparing legal cultures, Aldershot, Dartmouth, 1997, 93-104.

GARLAND, D., Punishment and modern society: a study in social theory, Oxford, Clarendon, 1990, 312 p.

GARRETT, B., Convicting the innocent: where criminal prosecutions go wrong, Cambridge, Harvard University Press, 2011, 367 p.

GOOSSENS, F., BERKMOES, H., DUCHATELET, A. en HUTSEBAUT, F. (eds.), De Salduz-regeling: Theorie en praktijk vandaag en morgen, Brussel, Politeia, 2012, 770 p.

HUFF, R. en KILLIAS, M. (eds.), Wrongful convictions and miscarriages of justice: causes and remedies in North American and European criminal justice systems, Abingdon, Routledge, 2013, 431 p.

HUFF, R., RATTNER, A. en SAGARIN, E., Convicted but innocent: wrongful conviction and public policy, Thousand Oaks, Sage Publications, 1996, 180 p.

JACQUES, E., “Rechtsdwaling” in Postal Memorialis, Mechelen, Kluwer, 2013, 253-265.

KASSIN, S. en WRIGHTSMAN, L., “Confession Evidence” in S. KASSIN en L. WRIGHTSMAN (eds.), The psychology of evidence and trial procedures, Beverly Hills, Sage Publications, 1985, 67-94.

KENNEDY, D., “The methods and the politics” in LEGRAND, P. and MUNDAY, R. (eds.), Comparative legal studies: traditions and transitions, Cambridge, Cambridge University Press, 2003, 345-369.

KEULEN, B. en KNIGGE, G., Strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2010, 687 p.

KRONENBERG, M. en DE WILDE, B., Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht, Deventer, Kluwer, 2010, 393 p.

MEISSNER, C., HORGAN, A. en ALBRECHTSEN, J., “False confessions” in R. KOCSIS (ed.), Applied criminal psychology: A guide to forensic behavioural sciences, Springfield, IL: Charles C. Thomas Publisher, 2009, 191-212.

MEVIS, P., Capita Strafrecht: een thematische inleiding, Nijmegen, Ars Aequi Libri, 2013, 1034 p.

MICHAELS, R., “The functional method of comparative law” in REIMANN, M. en ZIMMERMANN (eds.), The Oxford handbook of comparative law, Oxford, Oxford University Press, 2006, 339-382.

NELKEN, D., “Comparatists and transferability” in LEGRAND, P. en MUNDAY, R. (eds.), Comparative legal studies: traditions and transitions, Cambridge, Cambridge University Press, 2003, 437-466.

NELKEN, D., “Legal culture” in SMITS, J.M. (ed.), Elgar Encyclopedia of comparative law, Cheltenham, Edward Elgar, 2006, 372-381.

NELKEN, D., Comparative criminal justice, London, Sage, 2010, 117 p.

ÖRÜCÜ, E., The enigma of comparative law. Variations on a theme for the twenty-first century, Leiden, Martinus Nijhoff Publishers, 2004, 242 p.

PAKES, F., Comparative criminal justice, Devon, Willian Publishing, 2004, 248 p.

RASSIN, E., Tussen sofa en toga: een inleiding in de rechtspsychologie, Den Haag, Boom, 2009, 252 p.

SCHECK, B., NEUFELD, P. en DWYER, J., Actual innocence: Five days to execution and other dispatches from the wrongly convicted, New York, Doubleday, 2000, 204 p.

SCHELLINGEN, R. en SCHOLTEN, N. (eds.), Het verdachtenverhoor: meer dan het stellen van vragen, Mechelen, Kluwer, 2014, 314 p.

TRAEST, P., “Is de herziening in strafzaken aan herziening toe?” in F. DERUYCK, E. GOETHALS, L. HUYBRECHTS, J.-F. LECLERCQ, J. ROZIE, M. ROZIE, P. TRAEST en R. VERSTRAETEN (eds.), Amicus Curiae: Liber amicorum Marc De Swaef, Antwerpen, Intersentia, 2013, 383-407.

TRAEST, P. en DE MEESTER, T., De wet Franchimont: capita selecta voor de rechtspraktijk in Gandaius Actueel  IV, Antwerpen, Kluwer, 1999, 1-16.

VAN AMELSVOORT, A., RISPENS, I. en GROLMAN, H., Handleiding verhoor, ‘s-Gravenhage, Reed Business, 2007, 407 p.

VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2014, 1378 p.

VAN DE PLAS, M. en MAGEROTTE, S., Handboek politieverhoor: basistechnieken, Brussel, Uitgeverij Politeia, 2012, 186 p.

VAN DORST, A., Cassatie in strafzaken, Deventer, Kluwer, 2015, 329 p.

VAN KAMPEN, P. en VAN OORT, C., “Herziening ten voordele van de gewezen verdachte” in M. BOONE, M. DE BRUIJN-LÜCKERS, W. FERDINANDUSSE, G. KNOBBOUT, V. MUL, M. VAN STRIEN en A. VAN DER WAL (eds.), Sdu Commentaar Strafvordering, II, Den Haag, Sdu, 2015, 583-639.

VAN KOPPEN, P., Overtuigend bewijs – indammen van rechterlijke dwalingen, Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2011, 320 p.

VAN KOPPEN, P., MERCKELBACH, H., JELICIC, M. en DE KEIJSER, J. (eds.), Reizen met mijn rechter: psychologie van het recht, Deventer, Kluwer, 2010, 1299 p.

VERSTRAETEN, R., Handboek Strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 1372 p.

WEIGEND, T., “Criminal law and criminal procedure” in SMITS, J.M. (ed.), Elgar Encyclopedia of comparative law, Cheltenham, Edward Elgar, 2006, 214-227.

WESTFELT, L. en ESTRADA, F., “International crime trends: Sources of comparative crime data and post-war trends in Western Europe” in SHEPTYCKI, J. en WARDAK, A. (eds.), Transnational and comparative criminology, Oxon, Routledge-Cavendish, 2006, 19-48.

ZWEIGERT, K. en KÖTZ, H., Introduction to comparative law, Oxford, Clarendon Press, 1998, 714 p.

 

 

 

3.2. Tijdschriften

BRANTS, C., “The reluctant Dutch response to Salduz”, Edinburgh Law Review 2011, 298-305.

BURKE, A., “Improving prosecutorial decision-making: some lessons of cognitive science”, William & Mary Law Review 2006, 1588-1633.

DECLERCQ, R., “Herziening”, Comm. Straf. 2014, afl. 77, 211-250.

CLIFFORD, B. en SCOTT, J., “Individual and situational factors in eyewitness testimony”, Journal of Applied Psychology 1978, 352-359.

COLETTE, M., “Filip Meert en de herziening in strafzaken: het moet anders”, Juristkr. 2012, afl. 258, 13.

COOLEY, C., “Reforming the forensic science community to avert the ultimate injustice”, Stanford Law & Policy Review 2004, 381-446.

FINDLEY, K. en SCOTT, M., “The multiple dimensions of tunnel vision in criminal cases”, Wisconsin Law Review 2006, 291-397.

GARRETT, B., “Judging Innocence”, Columbia Law Review 2008, 55-142.

GIANNELLI, P., “Wrongful convictions and forensic science: the need to regulate crime labs”, North Carolina Law Review 2007, 163-236.

GOULD, J., CARRANO, J., LEO, R. en HAIL-JARES, K., “Predicting erroneous convictions”, Iowa Law Review 2014, 471-522.

GROSS, S., JACOBY, K., MATHESON, D., MONTGOMERY, N. en PATEL, S., “Exonerations in the United States 1989 through 2003”, Journal of Criminal Law & Criminology 2005, 524-560.

HORSELENBERG, R., “Voorkom gerechtelijke dwalingen: neem verdachtenverhoren op video op”, De orde van de dag: criminaliteit en samenleving 2009, 43-46.

HUFF, R., “Wrongful Convictions: The American Experience”, Canadian Journal of Criminology and Criminal Justice 2004, 107-120.

HUFF, R., RATTNER, A. en SAGARIN, E., “Guilty until proven innocent: wrongful conviction and public policy”, Crime & Delinquency 1986, 518-544.

KASSIN, S., “False confessions”, Albany Law Review 2010, 1227-1234.

KASSIN, S. en GUDJONSSON, G., “The psychology of confessions: a review of the literature and issues”, Psychological Science in the Public Interest 2004, 33-67.

LIEBERMAN, J. en ARNDT, J., “Understanding the limits of limiting instructions: Social psychological explanations for the failures of instructions to disregard pretrial publicity and other inadmissible evidence”, Psychology, Public Policy and Law 2000, 677-711.

MARGOT, P., “Forensic science on trial - What is the law of the land?”, Australian Journal of Forensic Sciences 2011, 89-103.

MARTIN, D., “Lessons about justice from the “laboratory” of wrongful convictions: tunnel vision, the construction of guilt and informer evidence”, UMKC Law Review 2002, 847-864.

MEISSNER, C., REDLICH, A., BHATT, S. en BRANDON, S., “Interview and interrogation methods and their effects on true and false confessions”, Campbell Systematic Reviews 2012, 1-52.

NICKERSON, R., “Confirmation Bias: A Ubiquitous Phenomenon in Many Guises”, Review of General Psychology 1998, 175-220.

NORRIS, R. en BONVENTRE, C., “Advancing Wrongful Conviction Scholarship: Toward New Conceptual Frameworks”, Justice Quarterly 2015, 929-949.

OFSHE, R. en LEO, R., “The decision to confess falsely: rational choice and irrational action”, Denver University Law Review 1997, 979-1122.

RAMSAY, R. en FRANK, J., “Wrongful conviction: perceptions of criminal justice professionals regarding the frequency of wrongful convictions and the extent of system errors”, Crime & Delinquency 2007, 436-470.

RAPP, G.C., “DNA’s Dark Side”, The Yale Law Journal 2000, 163-171.

RISINGER, D., “Innocents convicted: an empirically justified factual wrongful conviction rate”, The Journal of Criminal Law and Criminology 2007, 761-806.

RISINGER, D., SAKS, M., THOMPSON, W. en ROSENTHAL, R., “The Daubert/Kumho implications of observer effects in forensic science: hidden problems of expectation and suggestion”, California Law Review 2002, 1-56.

ROZIE, J., “Tegenspraak in de bestraffing”, NC 2014, 91-117.

SAKS, M. en KOEHLER, J., “The coming paradigm shift in forensic identification science”, Science 2005, 892-895.

SCHEELE, C., “Het beoordelen van getuigenverzoeken: een leidraad voor de praktijk”, Strafblad 2011, 62-72.

SPRONKEN, T., “1 maart 2016: een mijlpaal voor verhoorbijstand”, NJB 2016, 552.

THOMPSON, W., “Beyond bad apples: analysing the role of forensic science in wrongful convictions”, Southwestern University Law Review 2008, 1027-1050.

THOMPSON, W., “Painting the target around the matching profile: the Texas sharpshooter fallacy in forensic DNA interpretation”, Law, Probability and Risk 2009, 257-276.

THOMPSON, W., “What role should investigative facts play in the evaluation of scientific evidence?”, Australian Journal of Forensic Sciences 2011, 123-134.

VAN DAELE, D., “Het afnemen van verklaringen met behulp van audiovisuele media: een commentaar bij de wet van 2 augustus 2002”, T.Strafr. 2003, 46-61.

X., “TK 2014/15, 34 157 Toegang tot een advocaat in strafprocedures”, NJB 2015, http://njb.nl/wetgeving/wetsvoorstellen/toegang-tot-een-advocaat-in-str….

X., “Beleidsbrieven ‘Toepassing recht op verhoorbijstand per 1 maart 2016’”, NJB 2016, http://njb.nl/nieuws/beleidsbrieven-toepassing-recht-op.19154.lynkx.

ZALMAN, M., “An integrated justice model of wrongful convictions”, Albany Law Review 2011, 1465-1524.

ZALMAN, M., “Qualitatively estimating the incidence of wrongful convictions”, Criminal Law Bulletin 2012, 221-277.

ZALMAN, M. en CARRANO, J., “Sustainability of innocence reform”, Albany Law Review 2013, 955-1003.

ZALMAN, M., SMITH, B. en KIGER, A., “Officials' estimates of the incidence of "actual innocence" convictions”, Justice Quarterly 2008, 72-100.

 

3. Internetbronnen

GROSS, S. en SHAFFER, M., Exonerations in the United States, 1989 – 2012 Report by the National Registry of Exonerations – June 2012, 2012, 40, www.law.umich.edu/special/exoneration/documents/exonerations_us_1989_20….

LOPEZ, G., Netflix’s Making a Murderer exposes flaws that go far beyond Steven Avery’s trial – 15 January 2016, 2016, www.vox.com/2016/1/12/10755690/netflix-making-a-murderer-avery-guilty.

X., Exonerations by year: DNA and non-DNA, 2016, www.law.umich.edu/special/exoneration/Pages/Exoneration-by-Year.aspx (laatste consultatie: 30 mei 2016).

X., Incentivized informants, 2016, www.innocenceproject.org/causes/incentivized-informants/.

X., Project Gerede Twijfel – Over het Project, www.projectgeredetwijfel.nl/Project_Gerede_Twijfel/Over_het_project.html.

X., Recht van verdachten op verhoorbijstand; ook voor meerderjarigen – 12 februari 2016, 2016, www.rvr.org/nieuws/2016/februari/recht-van-verdachten-op-verhoorbijstan…

X., The Innocence Projects, 2016, www.innocenceproject.org/ (laatste consultatie: 30 mei 2016).

Download scriptie (1.32 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Prof. Dr. Dirk Van Daele