Kaarsrechte dreven, een imposante beukenpopulatie en zelfs relicten van kilometerslange wildwallen die het bos omzomen. Wie goed rondkijkt in het Zoniënwoud, ziet een heleboel landschapselementen die getuigen van het eeuwenlang samenleven tussen mens en dier. Pieter Rodts (VUB) onderzocht hoe die relatie tussen mens en dier het landschap precies beïnvloedde.
Koningen, keizers en andere belangrijke figuren staan in de lessen geschiedenis vaak in het middelpunt van de belangstelling. Maar de voorbije jaren tonen historici steeds meer interesse voor de ‘gewone’ bewoners van het verleden, want ook stedelingen gaven met hun dagelijks leven vorm aan het verleden. Toch waren niet enkel mensen bewoners van het vroegere landschap. Rodts keek voor zijn masterproef naar nog een groep die vaak over het hoofd gezien wordt: dieren.
Het verleden laat overal zijn sporen na. Ook in het landschap. Rodts keek voor zijn onderzoek naar het Zoniënwoud in de vijftiende tot achttiende eeuw. “Ik woon niet heel ver van het Zoniënwoud. Tijdens mijn wandelingen zag ik hoe er overal sporen zijn van het verleden”, vertelt hij. En die sporen zijn vaak te herleiden naar ingrepen die de mens genomen heeft om veilig samen te kunnen leven met de dieren in het bos. “Door naar het bos te kijken vanuit een historische context, kan je gedeeltelijk reconstrueren hoe het landschap tot stand gekomen is.”
Het Zoniënwoud heeft een groot aantal hoogstammige beuken. Een deel van die beuken stemt van een decreet van keizer Karel V in de zestiende eeuw. Want op herten en everzwijnen jagen is onder de kruinen van die bomen veel makkelijker dan in een bos waarin het wild zich in het struikgewas kan verstoppen. Door de aanleg van de beuken kreeg het struikgewas veel minder licht, waardoor het ook grotendeels verdween. Maar de beuken alleen waren niet voldoende om jagers een voordeel te geven. “In de achttiende eeuw liet Karel van Lotharingen een geïntegreerd netwerk van dreven of ‘routes de chasse’ aanleggen. Zijn bedoeling was het hemzelf als jager makkelijker te maken jachtwild overal en altijd in het woud te kunnen achtervolgen. Tussen de bomen had wild nog te vaak een voordeel op paarden en honden.”
Het was niet enkel de jacht die het Zoniënwoud zijn huidige vorm gaf. Voor de menselijke activiteiten in en rondom het bos wou men ook het wild op afstand te houden. “Omwonende boeren klaagden regelmatig over everzwijnen die hun velden vernielen. Er waren ook paardenfokkerijen in het bos waarvoor roofdieren een gevaar vormden.” Daarom werden wildwallen en wolvensprongen aangelegd. “Dat was een combinatie van grachten en wallen, afgewerkt met hagen en andere materiaal om te verhinderen dat wilde dieren het bos zouden verlaten of delen van het bos zouden betreden waar ze niet gewenst waren. Die constructies kan je tot op de dag van vandaag nog zien.”
Het Zoniënwoud is het enige natuurlijk werelderfgoed in ons land. Het bos krijgt die erkenning voornamelijk dankzij de oude beuken die in het bos zijn. Rodts hoopt dat het bos uiteindelijk ook erkend wordt voor zijn cultureel erfgoed. “Er is gelukkig steeds meer aandacht voor het cultureel erfgoed van bossen. Je kan het verleden – en hoe dieren het landschap hebben vormgegeven – dan ook overal om je heen zien.” Misschien iets om naar uit te kijken bij je volgende boswandeling?
Dit artikel verscheen in Metro op 1 oktober 2023.
Pieter Rodts (VUB) deed mee aan de Vlaamse Scriptieprijs 2022. Hij schreef zijn scriptie onder begeleiding van Prof. dr. Marc De Bie.
Schrijf je in 2024 een scriptie? Doe dan mee aan Vlaamse Scriptieprijs! Zo maak je kans op persaandacht én prijzen tot 2.500 euro.