In de negentiende eeuw kende men in onze contreien ingrijpende politieke veranderingen die gepaard gingen met diverse taalwetten. De taaltoestand was complex.
In 1804 besliste Napoleon dat alle officiële documenten in het Frans moesten worden opgesteld. Vanaf 1823 werd het Nederlands de verplichte taal van de overheidsadministratie, want we hoorden bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden Kort na de onafhankelijkheid van België werd het Frans in 1831 weer de officiële taal. Uiteindelijk werd in 1898 het Nederlands als officiële landstaal erkend.
Aan de hand van een uitgebreide archiefstudie van de gemeenteraadsnotulen uit de periode 1794-1914 van 19 Limburgse gemeenten onderzocht Anny Schreurs in haar masterthesis waar en wanneer men in elke gemeente van taal veranderde. Ze selecteerde hiervoor alle Limburgse taalgrensgemeenten. Daarnaast werd het taalgebruik van het provinciebestuur van Limburg onderzocht en daarna werden deze Limburgse data vergeleken met vroegere gegevens uit andere provincies.
Deze archiefstudie laat zien dat de taalwetten van Napoleon en van de Nederlandse koning Willem I haast overal stipt werden opgevolgd. Ook de verfransing van het jonge België vindt ongeveer overal plaats, maar daarna worden de taalwetten veel minder strikt opgevolgd. De uiteindelijke vernederlandsing vindt veel vroeger plaats op het platteland dan in de steden. Het provinciebestuur van Limburg blijft tot in 1914 zelfs uitsluitend in het Frans schrijven. Ook de dorpen die in 1963 naar Wallonië overgeheveld werden hadden uitsluitend Franstalige gemeenteraadsverslagen. Opvallend is bovendien dat de vernederlandsing in Limburg veel later plaatsvindt dan in Antwerpen.
Hoewel er in de onderzochte periode heel wat taalveranderingen hebben plaatsgevonden, wordt er haast nergens melding gemaakt van taal of taalproblemen.
Dit artikel verscheen op knack.be