Ihsane Chioua Lekhli volgde in september Indra Dewitte op als co-presentatrice van De Zevende Dag. Een opmerkelijke aanstelling, want tot dan werkte de 28-jarige germaniste enkel achter de schermen als redactrice bij o.a. Volt. Maar dat ze tot heel wat in staat was, bewees ze reeds bij haar afstuderen. In 2007 won ze de Klasseprijs met haar scriptie “Meertaligheid en intertalige interferenties bij migrantenjongeren”. Scriptie vzw sprak met Ihsane over haar studies en scriptie.
‘Ik was echt wel bezig met mijn studies. Ik probeerde een ijverige studente te zijn, maar ik wou ook profiteren van het studentenleven, plezier én studies combineren. Ik zat dan ook in een praesidium en in de studentenraad, allebei tijdrovende activiteiten. Dat vereiste wel wat discipline. Het was soms rushen om papers op tijd af te werken of boeken gelezen te krijgen – als studente Germaanse talen zijn dat er heel wat. Maar ik kreeg dat wel rond.’
‘Ik probeerde zoveel mogelijk lessen mee te pikken, want ik hou niet van zelfstudie. Veel liever kreeg ik een cursus door een prof verteld in een hoorcollege dan dat ik zelf door heel die cursus moest ploeteren… Ik heb natuurlijk wel eens een les gemist, daags na een cantus bijvoorbeeld, maar dat bleef beperkt (lacht).’
Vertaalde die discipline zich dan in een onberispelijk academisch parcours? ‘In het eerste jaar had ik twee vakken in tweede zit’, geeft Ihsane toe. ‘Eén vak stond echt gekend als een buisvak: Algemene Taalwetenschap, een heel moeilijk vak met een dikke cursus. Voor mij was dat eigenlijk gewoon een opsomming van feiten en ik kreeg die er allemaal niet in. Bovendien was dat een meerkeuze-examen, altijd link. Daar was ik dus grandioos op gebuisd (lacht). Ook Nederlandse en Britse Beschavingsgeschiedenis moest ik opnieuw doen. Ik vind geschiedenis nochtans heel interessant maar om de één of andere reden onthou ik dat niet. Maar kom, dat waren twee algemene vakken. Ik vond het wel een geruststelling dat ik niet op mijn Nederlandse of Engelse vakken gebuisd was. In tweede zit is het bovendien wel goed gelukt.’
Ondanks haar goede resultaten keek Ihsane niet bepaald met groot enthousiasme uit naar het schrijven van de scriptie. ‘Je weet toch niet goed waaraan je begint wanneer je die thesis aanvat. Ik had echt geen zicht op hoeveel werk dat inhield.’
Véél werk, zo zou snel blijken. Gelukkig wist ze haar thesis over twee academiejaren te spreiden. ‘Ik wou in mijn eerste licentie al mijn onderwerp hebben en indien mogelijk ook al iets voor mijn thesis doen. Ik koos uiteindelijk een onderwerp waar veldonderzoek bij kwam kijken, waardoor ik een groot deel van mijn onderzoek -het verzamelen van de gegevens- al in mijn eerste licentie kon doen.’
Dat was maar goed ook, stelt ze, er bleef immers nog heel veel werk over voor de tweede licentie: ‘Ik moest nog m’n hele literatuurstudie afwerken, mijn data verwerken en alles uitschrijven.’ Vooral de verwerking van de data bleek een harde noot. Daarvoor moest ze met tekstverwerkingsprogramma’s werken en erger: met statistiek aan de slag. ‘Als taal- en letterkundige had ik nooit statistiek gekregen als vak. Ik heb daar veel tijd in gestopt – en vooral veel tijd mee verloren- omdat ik daar niets van kende (lacht).’
‘Mijn scriptie ging over meertaligheid en intertalige interferenties bij allochtone leerlingen. Het ging er eigenlijk over hoe goed allochtone leerlingen hun talen kennen in vergelijking met Vlaamse leerlingen, welke fouten ze maken en op welke manier de talen die iemand kent mekaar beïnvloeden. Ik wou die heersende vooronderstellingen zoals “mensen met een andere moedertaal, kunnen moeilijk Nederlands” of “die andere moedertaal beïnvloedt het Nederlands of de fouten die ze daarin maken”aan kritisch onderzoek onderwerpen.’
‘De keuze voor een onderwerp was heel moeilijk. In mijn licenties volgde ik vooraal literatuurvakken, maar ik vond niet meteen een onderwerp in de literatuur dat me aansprak. Ik had ook geen zin om de zoveelste studie te maken over een bepaalde auteur, een bepaald werk of een bepaalde stroming, omdat daar niets mee gebeurt. Daar wordt dan op zich wel nog eens een studie over gemaakt, maar daar stopt het. Ik wou graag iets doen dat relevanter was en dat nog niet talloze keren was gebeurd, maar ik had geen inspiratie.’
Een lijst met onderwerpen bood soelaas. ‘Er ging een lijst rond waarbij promotoren een aantal mogelijke onderzoeken aanreikten. Meertaligheid bij migrantenjongeren sprak me daarbij meteen aan. Na een gesprek met prof. Lies Sercu raakte ik er volledig van overtuigd dat het onderzoek iets voor mij was.’
Hoe is ze die schriftelijke taalvaardigheid dan precies gaan onderzoeken? ‘Mijn veldonderzoek bestond uit een enquête en een schrijf- en vertaaloefening. Leerlingen kregen een strip voorgeschoteld en moesten op basis van de afbeeldingen een kort opstel schrijven in hun moedertaal. Daarna moesten ze die tekst vertalen naar het Nederlands en het Engels. Ik legde die oefening aan 90 proefpersonen voor: 30 Vlaamse, 30 Turkse en 30 Marokkaanse leerlingen uit de tweede graad secundair onderwijs.’ Door de ondervertegenwoordiging van allochtonen in het ASO –‘té moeilijk om voldoende proefpersonen te vinden’- koos ze noodgedwongen voor leerlingen uit het TSO en BSO.
Wanneer we haar naar de belangrijkste conclusies uit haar werk vragen, nuanceert Ihsane meteen: ‘Door de kleinschaligheid van het onderzoek, was het onmogelijk om sluitende conclusies te trekken.’ Toch kwam ze in haar werk tot een aantal boeiende vaststellingen. ‘Uit mijn scriptie bleek dat het eigenlijk wel klopt dat allochtone jongeren meer fouten schrijven in het Nederlands. Dat betekent niet dat ze in het algemeen minder taalvaardig zijn. In andere talen waren ze soms wel beter (Turkse jongeren scoorden het best op Frans en Engels, nvdr). Ook bleek dat wie zijn moedertaal goed beheerst, ook beter is in de andere talen, ongeacht welke taal die moedertaal is. Als iemand bijvoorbeeld heel goed is in het Turks, dan zal die ook beter zijn in andere talen.’
‘Ik was echt verbaasd door het spellingsniveau van de leerlingen, ook van de autochtone. Ik vond het toen echt teleurstellend om te zien hoeveel fouten leerlingen daarin maakten. Maar tijdens de lerarenopleiding die ik na mijn scriptie afwerkte, kreeg ik een veel realistischer beeld van het niveau van leerlingen uit TSO en BSO. Tijdens mijn scriptie had ik daar allicht een té positief beeld van. Maar fouten verbeteren is op zich wel nog een leuke bezigheid. Ik stootte geregeld op grappige fouten. Zo vertaalde een leerling “De verpleegster gaf hem een spuitje” iets te letterlijk naar “The nurse gave him a prick” (lacht).
Ik kreeg een programma om de schrijffouten te analyseren. Daar kwamen dan tabellen uit die ik moest interpreteren. Ik kreeg wel een uitgebreide handleiding, maar ik zat toch echt een paar dagen met die handleiding naast die tabellen te denken “Wàt is dit?!”
De uitkomst van een scriptie is vaak schatplichtig aan de verstandhouding tussen student en promotor. Dat bleek bij Ihsane wel goed te zitten. ‘Ik werkte goed samen met prof. Sercu. Zij stond bekend als iemand die best wel streng en veeleisend is, maar dat vond ik eigenlijk net goed. Ze informeerde geregeld naar mijn studie en dat had ik nodig om te zorgen dat het vooruitging.’
‘Ook hielp ze me met al die tekstverwerkingstools waar ik niets van kende. Ik kreeg een programma om de schrijffouten te analyseren. Daar kwamen dan tabellen uit die ik moest interpreteren. Ik kreeg wel een uitgebreide handleiding, maar ik zat toch echt een paar dagen met die handleiding naast die tabellen te denken “Wàt is dit?!” (lacht). Maar uiteindelijk heb ik het toch nog kunnen snappen en wist ik het nodige uit die tabellen te puren.’
‘Het moeilijkste is nadenken over de opbouw en de verwerking van de gegevens. Eens je weet waarover je gaat schrijven, valt het schrijven op zich wel mee. Nu, ik had heel veel tabellen met gegevens en daar vond ik het wel moeilijk om steeds andere manieren te vinden om al die gegevens te presenteren. Je kan moeilijk voortdurend “Uit tabel X blijkt dat” schrijven. Je moet daar telkens andere formuleringen voor zoeken en dat vereiste toch best wel wat creativiteit (lacht).’
‘Ik bleef gelukkig gespaard van inzinkingen genre “dit haal ik nooit”.’ Wel vreesde ze een klein beetje voor de timing, maar dat bleek onterecht: een weekje voor de deadline was ze volledig klaar. Weinig studenten doen het haar na, zo durven we te denken. Een goede planning is haar grote geheim.
‘Ik maakte voor mezelf een planning met wanneer ik welk onderdeel wou klaar hebben. Zo moest ik voor mijn literatuurstudie veel artikels lezen over hoe taal wordt aangeleerd, o.a. hoe dat neurologisch zit –iets waar ik echt hé-le-maal niets meer van afweet (lacht). Ik nam me dan voor: “dat wil ik tegendan afwerken”. Nu, soms ben je sneller klaar met een onderdeel, een ander duurt dan weer langer, maar het helpt wel om alles enigzins te plannen.’
‘Een bijkomende moeilijkheid met mijn werk is dat teksten uit het Turks, Arabisch en het Berber, dat voor vele Marokkanen de moedertaal is, moest analyseren. Ik spreek wel Arabisch maar kon het niet lezen en schrijven en het Turks Berber ken ik helemaal niet. Ik moest dus mensen zoeken die dat hielpen vertalen. Dat was toch wel een extra stressfactor. Ik hield er ook een uitgebreid dankwoord aan over (lacht).’
‘Op dat moment beheerst die scriptie wel je hele leven. Ook wanneer je er niet mee bezig bent, zit je altijd wel met dat stressgevoel –of soms zelf schuldgevoel- “ik moet er nog aan werken”. Als ik daar nu op terugblik vind ik dat best een huzarenstukje. Het is toch echt een prestatie om op zo’n jonge leeftijd zo’n werk te maken.’
Hoe werd die prestatie destijds door haar promotor beoordeeld? ‘Ik haalde een 15,5 op mijn scriptie. Ik was daar zeer tevreden mee, zeker omdat mijn promotor toch wel gekend stond als een streng en veeleisend persoon.’
Met zo’n knap resultaat moet je natuurlijk niet twijfelen om aan de Vlaamse Scriptieprijs deel te nemen. Iets wat Ihsane ook niet deed. ‘Ik zag ergens een aankondiging voor de Scriptieprijs en omdat ik heel bewust gekozen had voor een maatschappelijk relevant werk, dacht ik “waarom niet proberen?”. Ik stuurde m’n scriptie in, samen met het beknopte artikel dat je daarover moest schrijven. Het was geen gemakkelijke opgave om m’n lange werk in te korten tot een vlot, niet-academisch artikel.’
Maar het bleek de inspanning ruimschoots waard. Haar inzending werd bekroond met de Klasseprijs, de prijs voor de beste onderwijsscriptie. ‘Het was leuk om erkenning én 250 euro voor m’n werk te krijgen (lacht). Het toonde ook aan dat het relevant was voor het onderwijs. Aan het eind van m’n werk formuleerde ik aanbevelingen. Ik gaf daar aan dat, als blijkt dat de kennis van de moedertaal een belangrijke rol speelt, het wel waard is om te overwegen om Turks of Marokkaans op school aan te bieden, zoals in Nederland gebeurt.’
Of ze de Klasseprijs nog op haar CV vermeldt, willen wij graag weten. ‘In het begin, toen ik nog geen werkervaring had, deed ik dat wel. Daar was toen nog wel wat plaats voor (lacht). Nu doe ik dat niet meer. Hoewel het winnen van die prijs aanvoelde als een erkenning, kan ik niet zeggen dat het veel heeft veranderd. Het was wel prettig dat mijn werk daardoor werd belicht in Klasse en niet gewoon in de letterenbib werd geklasseerd. Ik werd trouwens nog gecontacteerd door een onderzoeker die op het thema werkte en mijn tabellen opvroeg. Het deed me plezier dat het ook op die manier nog werd opgepikt.’
Als we haar tot slot vragen of ze een goede raad heeft voor studenten die hun scriptie nog moeten afwerken, moet Ihsane niet lang nadenken: ‘Laat je werk grondig nalezen door iemand met een goed taalgevoel! Ik liet mijn werk door een aantal mensen nalezen en dan blijkt dat er zoveel dingen zijn waar je zelf over leest doordat die jou zo logisch lijken.’
Lees haar scriptie