Juryverslag Klasseprijs 2020

Artikel


 klasse
Relevant voor het onderwijsveld, vernieuwend, laagdrempelig en concreet. Die kwaliteiten, waar de redactie van Klasse zelf ook prat op gaat, zocht de jury in de 76 onderwijsgerelateerde scripties die dit jaar meedingen naar de Klasseprijs.
 
Na een uitgebreide lezing nomineerde de 4-koppige redactiejury een gevarieerde en kleurrijke shortlist van 5 scripties. Zowel de bachelor- als masterproeven tonen voeling met maatschappelijke evoluties en de leefwereld van leraren en leerlingen. Ze dragen bij tot professionalisering rond thema’s als socio-emotioneel en fysiek welbevinden, inclusie, 21e eeuwse vaardigheden, wereldburgerschap ... De topgenomineerden voerden een degelijk (veld)onderzoek dat resulteert in een fraai product (lesmateriaal, website, video …)

De scriptie die de jury unaniem het meest kon bekoren, is:

“Draagvlakverbreding voor het verdichtingsdiscours door ruimte-educatie in het onderwijs” (Titel journalistiek artikel: "Ruimte-educatie als remedie tegen de baksteen in de maag) van Lien De Saegher (KU Leuven, Master Stedenbouw en Ruimtelijke planning)

Naast redactionele aandacht, krijgt de laureaat na de online uitreikingsplechtigheid op 16 december een Holiday Line-reischeque ter waarde van 1000 euro toegestuurd. 

Lien De Saegher onderzoekt in haar masterproef de mogelijkheid van het onderwijs om bij 12-jarigen de eerste kiemen te leggen voor bewustwording omtrent de ‘ruimteproblematiek’ en draagvlakverbreding te creëren voor het ‘verdichtingsdiscours’. Onze ruimtelijke versnippering veroorzaakt vandaag immers tal van andere maatschappelijke problemen: filevorming, overstromingen, meerkost van nutsvoorzieningen, hoger energieverbruik … De Vlaamse overheid heeft intussen gelukkig de ambitie om tegen 2040 geen nieuwe open ruimte meer aan te snijden. Een ‘bouwshift’ en ‘betonstop’ moeten zorgen voor ‘verdichting.’

“Wanneer de overheid de evolutie naar een nieuw ruimtelijk model wil inzetten, is het van belang dat kinderen op school kennismaken met die meer gebundelde woonvorm”, redeneert De Saegher.  Daarom onderzocht ze in 14 leermethodes van de lagere school hoe wonen in Vlaanderen vandaag wordt gepresenteerd. “Als de leermethodes enkel klassieke woonsituaties afbeelden met vrijstaande woningen in landelijk gebied, bestaat de kans dat leerlingen dit als norm gaan aanzien en zich hier later aan gaan spiegelen”, vreest ze terecht. 

Haar vaststellingen? De representatie van het woonaanbod in leerboeken is eerder stereotiep. Meer dan de helft van de getoonde woningen is vrijstaand, terwijl Vlaanderen maar 28% open bebouwingen telt. De ondertoon van de open bebouwing als woonideaal, is in verschillende teksten en opgaven aanwezig. In wiskunde komen vaak vraagstukken voor waarin een zeer ruim stuk bouwgrond verkaveld wordt. Van de steden wordt vaak een achterhaald en negatief clichébeeld getoond, want steden zetten vandaag volop in op vergroening en een autoluwe binnenstad. En ook frappant: personages met een donkere huidskleur of een niet-Vlaams klinkende naam worden 20% vaker afgebeeld als bewoner van een appartement in plaats van een open bebouwing. 

“De beeldvorming in de leermethodes zal kinderen niet enthousiasmeren om mee te gaan in een discours van compacter wonen”, concludeert De Saegher uit haar onderzoek. Klasse ziet dit als een warme maar duidelijke oproep aan de methodemakers om met hun materiaal aan de slag te gaan, zoals ze intussen al een eind opgeschoven zijn in het doorbreken van andere stereotypen (bv. gender).

Zonder extra druk te leggen op leraren (“Moeten we ook dát er nog bij doen?”) pleit De Saegher vervolgens voor een vorm van ‘ruimte-educatie’, die jonge mensen bewust maakt van de impact van hun latere woonkeuzes op de ruimte. In het kader van haar masterproef ontwikkelde ze daarvoor kant-en-klaar materiaal en testte dat uit bij de doelgroep. In groepen maakten 12-jarigen via haar opdrachten en filmpjes kennis met het ruimtevraagstuk. Voor en na dat project deed ze een bevraging bij de leerlingen. Daaruit blijkt wel degelijk een mentaliteitswijziging, ook op langere termijn.

Maar het gaat De Saegher niet per se om expliciete ‘lessen’, een nieuw vak of ‘nog maar eens een eindterm’. Integendeel. Ze benadrukt - zonder dwingend te zijn - de rol van de leraar in wat hij of zij impliciet aan leerlingen meegeeft als ‘woonideaal’. Het gaat er vooral om de wereld van kinderen groter te maken, hen kennis te laten maken met andere woonvormen en stereotypen te doorbreken. Daarvoor moeten ze zelf voldoende achtergrond hebben, iets waarvan ze in het onderzoek aangeven dat ze die missen.

Deze masterproef toont aan dat de impact van onderwijs op de samenleving niet gering is. Leraren moeten zich bewust zijn van welke onbewuste boodschappen ze allemaal meegeven. En mogen trots zijn op die belangrijke maatschappelijke rol die ze vervullen. Dat is op zich niet nieuw, maar vindt Klasse wél belangrijk om te benadrukken. De Saegher slaagt er ook in een op het eerste gezicht ‘onsexy’ (maar maatschappelijk zeer relevant) thema op een heel verfrissende manier te brengen. Haar argumentatie is erg sterk opgebouwd. Ze verrast bovendien als niet-leraar met haar sterke analyse van de leermethodes én met haar kwalitatieve lesmateriaal.

Lees het persbericht

Share this on: